17 February 2016

Herman Wirth, 1935


(Fragment:)
Een paar Friese studenten, die na Wirth's rede op het Friesche Studentencongres hun academiesteden hebben verlaten en naar Duitsland zijn getrokken, waar zij thans behooren tot de assistenten van den Duitschen prof, hebben het kamp te Bakkeveen propagandistisch voorbereid en tot tal van Friezen uit de Friesche beweging een brief gericht, die aldus aanvangt: "Friesland, het oeroude Germaansche land, dat zijn geschiedenis verliest tot in de grijze oudheid, tot in de tijden, van welke men meende, dat er geen geschreven woord was overgebleven, ligt als een onbekend gebied voor de tegenwoordige wetenschap. Deze wetenschap, die alle kontakt met het volk en het volksleven verloren heeft, heeft tot voor kort niet beseft, wat het heeft over het hoofd gezien, en erger nog wat door haar onkunde en achteloosheid is verloren gegaan. Gelukkig echter dat er menschen zijn opgestaan, die beseft hebben wat er gebeurde, die getracht hebben te redden, wat er te redden viel en dit nog doen. De groote figuur in deze, haar zetel in Duitschland vindende beweging, is professor dr. Herman Wirth, die door zijn onderzoek van de oeroude symbolische voorstellingen der Germanen baanbrekend werk verrichte. Prof. Wirth, die zich met den grooten symbolenschat van het Friesche land heeft beziggehouden, sprak j.l. Kerstmis op het Friesch Studentencongres te Leeuwarden. Door den korten tijd, die toen beschikbaar was, was het niet mogelijk dieper op de onderzoekingen in te gaan. Om hiervoor de mogelijkheid te scheppen, hebben eenige belangstellenden het initiatief genomen tot het organiseren van een kamp te Bakkeveen. Dietschers en Friezen, neemt allen deel aan dit kamp, daar het hier gaat om het cultuurgoed van onze voorvaderen!"





16 February 2016

If you are interested...

... in pre-Christian Europe, and you understand that official contemporary history is dictated by the victors of the latest wars, the Oera Linda Book will be a treat.

Burning of Arian books at Nicaea (fragment ca. 825 CE)
The medieval Christian establishment is responsible for our oldest accepted sources by preserving or copying them. They were also known for destroying anything that they considered to be heretical. Even in our times, some opinions, beliefs, memories and facts are not tolerated. In Germany for example, historians and scientists (as well as their defending lawyers) have been jailed for questioning the establishment's version of what happened in the labour camps of the Third Reich. Their books have been burnt and banned.

Thanks to the internet and as long as it is relatively accessible, ever more people are educating themselves and coming to their own conclusions. What we have learnt at school, from documentaries or even from specialised mainstream literature often turns out to have an other possible perspective, that sometimes makes more sense. This "aha!"-experience is addictive. The more pieces of the puzzle fall into their right position, the more a real picture becomes clear, resulting in a more healthy world view, identity and belief system.

It is easy to imagine that the oldest texts that we have are only a fraction of what once existed. For not only have books and manuscripts been destroyed on purpose or by accident, much will have simply fallen apart, used to make fire, or be hiding in private or secret collections. When information is hidden to the common public, it is called "occult". When an occult source suddenly shows up in the public domain, it will be a threat to the cultural elite, so they will try to hide it again.

In the case of the Oera Linda Book, they were too late, since it was translated, published and widely discussed before they knew it. So what else could be done than have it ridiculed and intimidate scholars who dared to be interested in it? This happened in the 1870s in the Netherlands and was repeated in Germany in the 1930s, when it was once more declared fake and publication about the topic became forbidden. But Heinrich Himmler did take it seriously and had the OLB secretly investigated between 1936 and 1942.

After the war, in Germany the OLB was nicknamed "Himmler's Bible", which further discouraged academics to publicly doubt the dominating forgery doctrine. The most recent scholarly works were published in 2004 and 2006, a dissertation and new translation, that do not question or consider authenticity, but merely confirm the hoax theory, suggesting a religiously motivated conspiracy of vicar-poet Haverschmidt, linguist Verwijs and Over de Linden, who had owned the manuscript. My video demonstrates the weak spots in the official story.

This weblog contains language studies, forum discussions, translations, links and thought experiments. My current main priority is to make a new English translation that will be published together with a new transliteration and a facsimile of the manuscript. This way it will be easier than ever before to compare the translation with the original text and script. An index of names and key words will be added, as well as summaries, time lines and more. With this I hope to inspire other researchers, for the Oera Linda Book is way too great for the few of us alone.

14 February 2016

Wirth's Heilbrenger ~ Telegraaf 14-05-1933

Plain text below. This is important material. I will translate parts of it into English. See also (German Wiki): Deutsche Glaubensbewegung.
See also: kranten (newspaper articles) 1933-1934
Contemporary primordial religion for the Aryans

[...] In Germany, a daily increasing movement of people can be observed, that turns away from Christianity and wants to return to the original Germanic and Aryan gods. This movement had been moderate, since many felt uncomfortable worshiping Wodan again. But now, Wirth has come with his "Hailbringer" and it is under this banner, that the anti-Christian Germans can somewhat decently unite if they want.
    The matter has become highly relevant, since the organisation of "German Christians" has emerged, its main aims still hardly being known. As far as this new initiative persues reformation of the Protestant church after National Socialist principles, it is of some interest. But it becomes sensational, when it aims at "purging" Christianity of all Semitic smut, for example by abolition of the Old Testament. [...]




Prof. Wirth's Heilbrenger

Actuele oer-religie voor de Ariërs.


Poolgebied als bakermat van het edele Noordsche ras beschouwd.

Strijd tegen Christendom?

(van onzen correspondent).

Berlijn, 8 Mei. - Onze landgenoot professor Herman Wirth heeft op een daartoe buitengemeen geschikt oogenblik in Berlijn 'n tentoonstelling geopend, welke hij aan den "Heilbrenger" heeft gewijd. Om deze tentoonstelling te begrijpen dient men eerst te weten, dat er sedert de laatste jaren in de Duitsche wetenschappelijke wereld erg fel gezocht wordt naar den oorsprong der dingen en met name naar dien van het Arisch ras (wanneer we het zoo ten minste in de taal van den dag mogen noemen) en deszelfs eigenaardigheden. Twee of drie geleerden hebben zich op dit gebied zeer verdienstelijk gemaakt, maar toen is ineens professor Wirth met zijn nieuwe wetenschap, de paleo-opigrafiek voor den dag gekomen en daarmede is het geheele voorhistorische onderzoek in nieuwe banen geleid. Altijd, wel te verstaan, volgens de discipelen van gezegden Wirth.
    Wirth is ertoe overgegaan een vergelijkende studie van de oudste schriftteekens, krabbels, enz. van het menschelijke geslacht te maken en daarbij is hij tot verbluffende resultaten gekomen. Deze worden nog gesteund door zijn onderzoekingen op het gebied van kalenders, van megalithen, enz. door philologische, biologische, ethnografische vergelijkingen, door studies van archeologie, van klimaatwijzigingen, van oude dialecten, enz., en dit geheel is nu samengevat en overzichtelijk ten toon gesteld in zijn "Heilbrenger" in de Potsdammerstrasse te Berlijn.
    Het is ondoenlijk de sensationeele vondsten van onzen landgenoot in een krantenartikel samen te persen en we moeten het uiteraard aan anderen overlaten, naar eventueele "missing links" in zijn stelsel te zoeken. Voorop zij echter gesteld, dat zijn tentoonstelling in Berlijn zeer au sérieux genomen en bewonderd wordt, ook door menschen, die met de eindresultaten van Wirth's onderzoekingen in geenen deele kunnen meegaan. Zijn collectie zit puik in elkaar en legt getuigenis af van veel diepe en waardevolle studies.
    Volgens Wirth heeft de bakermat van het edele Noordsche ras en van alle werkelijke cultuur in het hoogste Noorden gelegen. Immers alleen in de tegenwoordige arctische gebieden speelt de zon in het dagelijkse leven der menschen een zóó groote rol, dat zij het alleen met haar hulp tot iets konden brengen. In den langen donkeren nacht bijvoorbeeld, gromden onze voorouders maar zoo'n beetje o- en oe-geluiden uit. Maar wanneer zij, tegen het voorjaar, door de eerste zonnestralen beschenen werden, raakten zij daarover dermate in hun schik, dat zij tot vroolijk e-, i- en u-klanken overgingen. Aldus ontstond de taal, welke, zooals nu wel voor iedereen duidelijk zal zijn, alléén in het hoogste Noorden en uit de zon geboren kon worden.
    Veel interessanter is nog het ontstaan van de schriftteekens. Al wat daarover tot dusver gepubliceerd werd, is volgens Wirth bare nonsens. Het waren de lieden aan de Noordpool die met stokjes of steenen den loop der zon vastlegden. Deze houdt zich daarginds, bij haar wandelingen door het heelal, precies aan de vier windstreken. De menschen aan de Noordpool verbonden de vier punten, Zuid, Noord, West en Oost, met elkaar en aldus ontstond het rechtarmige kruis, het eerste schriftteeken, dat echter later volgens Wirth door Joden en Romeinen totaal verbasterd tot het symbool van de Christelijke verbastering der oer-religie zou worden. Later ontstond in Zuidelijker gewesten uit de verbinding van Noord-oost met Zuid-west en Noord-west met Zuid-oost het maalteeken, dat 25.000 jaar noodig had om tot onze letter x op te bloeien.
    Op den duur vond het Noordsche ras het runenschrift uit en het is door het plegen van een schandalig plagiaat, dat de Egyptenaren, de Babyloniërs, enz. hieruit hun hiëroglyphen afleidden en niet omgekeerd, zooals tot nu wel eens verteld werd. Past men de grafologie op dit runenschrift toe, dan blijkt zeer duidelijk, dat de vroegere bewoners van Groenland, Spitsbergen en het verdronken land van Thule, koud en tegelijk hartstochtelijk, vroolijk, materialitisch, natuurlijk en ook nog filosofisch waren.

Het ontstaan der menschheid.

Over het ontstaan der menschheid heeft Wirth zijn eigen theorie. De elite, het Noordsche ras, zag het levenslicht in het uiterste Noorden, dat toen nog goed bewoonbaar was, de negers in het Zuiden en de gele Mongolen een beetje overal en tusschen de anderen in. Maar op een zeker moment brak de ijstijd in de Pool-wereld aan en verdreef de kinderen van het Noordsche ras van hun haardsteden. Dat hinderde echter niet erg. Want het waren goede schippers, die kinderen van het edel-ras, en zoo roeiden zij langs Afrika, de Middellandsche Zee binnen en de Amerikaansche kusten langs, overal hun hooge cultuur, hun schriftteekens enz. verbreidend.
    En nu moet tusschen twee haakjes erkend worden, dat Wirth een overweldigende massa materiaal bij elkaar gezocht heeft om de oorsprongs-eenheid van alle cultuur uit allerlei kleinigheden, welk wij thans achteloos voorbij gaan, te bewijzen. Het stadswapen van Ootmarsum wordt hierbij met evenveel aplomb aangehaald als de oudste Eskimo-dialecten, de gewoonten van Texas-Indianen, de kappen van Friesche boerinnen, de bruidsstoel in een Brunswijksch huishouden, of de rotsteekeningen, door Frobenius en anderen in Afrikaansche grotten ontdekt. Wanneer men met prof. Wirth door zijn tentoonstelling wandelt, laat hij zulk een bandjir van inderdaad zeer opvallende bijzonderheden op U neer, dat men zich gelukkig acht maar een leek op het gebied van Indiaansche dialecten te zijn en tegelijkertijd de vak-geleerden beklaagt, wier taak het zal zijn den ganschen arbeid van Wirth onder de loupe te nemen en uit elkaar te rafelen.
    Op den tocht naar het Zuiden splitste het Arctische oer-ras zich in twee groepen. De eene, de z.g. Zuid-Atlantische, maakte de enorme reizen, bovengenoemd, bezocht o.a. ook het Tweestroomenland, en legde daar den grondslag voor de beschaving, zooals wij die thans kennen. Het waren de Amorieten, die het godsbegrip aan hen ontleenden, dat later door de Joden overgenomen en in den Jahweh-dienst vastgelegd werd. Een andere groep, de Noord-Atlantische, liep op de Doggersbank vast, die toen overigens nog bewoonbare wereld was. Hier ontwikkelde het zich tot een volk, dat door de Ieren "Tuatha de Danann" genoemd werd, uit welk woord het woord "Duitsch" weer opbloeide. Hier, op de Doggersbank, ontstonden de Ariërs, die, minder zeewaardig dan de Zuid-Atlantische groep, zich er toe bepaalden noordelijk Europa voetje voor voetje op de minderwaardige rassen te veroveren, maar die op den duur toch ook Indië binnendrongen om met de zwarte en bruine broeders aldaar een onteerende bloedmenging aan te gaan.
    Wat nu de religie van deze Poolmenschen betreft, deze was, altijd volgens Wirth, zuiver geestelijk en had b.v. met afgodendienst niets te doen. De zon speelde een groote rol in hun leven, en de dageraad, die na een langen nacht aanbrak, was een soort verlossing. Hieruit zou dan door allerlei verbastering het christelijk mysterie der verlossing zijn ontstaan. De Wodandienst was ook een afwijking en wel een, die zijn ontstaan aan Finsche invloeden tijdens de verovering van Noord-Europa te danken had. De goddelijkheid, welke Wirth daar in de Poolgebieden ontdekt meent te hebben, en die volgens hem de vader van alle eerediensten, religies, enz. is, wordt door hem de "Heilbrenger" genoemd, en zooals wij in den aanvang al zeiden, deze is op het oogenblik aan de orde van den dag.

Stroomingen in Duitschland.

Voorop zij gesteld, dat de tentoonstelling van Wirth de bijzondere protectie van de Pruisische machthebbers geniet en dat een benoeming van Wirth tot professor aan de universiteit van Berlijn in geenen deele uitgesloten is. Maar de hoofdzaak, waarop het aankomt, is deze. Er is in Duitschland een met den dag sterkere strooming waar te nemen van lieden, die zich van het Christendom afwenden en naar de oorspronkelijke Germaansche en Arische goden terug willen. De strooming werd tot nu toe geremd, doordat het toch wel wat al te raar leek Wodan weer te gaan aanbidden. Maar nu is Wirth met zijn "Heilbrenger" gekomen en het is onder de vanen van dezen Heilbrenger, dat de anti-Christelijke Duitschers zich desgewenscht en met eenig goed fatsoen kunnen scharen.
    De kwestie heeft een dubbele actualiteit gekregen door de organisatie der "Duitse Christenen", van wier diepste wenschen nog te weinig bekend is. Voor zover deze nieuwe richting naar een reorganisatie der Evangelische kerk, volgens nationaal-socialistische snit, streeft, is zij maar betrekkelijk interessant. Maar ze wordt sensationeel, wanneer zij het Christendom van alle Semitische smetten wil "zuiveren", b.v. door afschaffing van het Oude Testament. Van dat punt af kan men alle schakeeringen van nieuwsoortigheid bij haar aantreffen. De vraag b.v. of de kerstening van de Germanen indertijd een weldaad of een ramp geweest is, vormt in tal van milieux, van de universiteiten af tot heelemaal beneden toe, een onderwerp van vurig debat. Velen zijn al zoo ver gekomen, dat zij Bonifacius als den aartsvijand van het Germanendom beschouwen, die in zijn noodlottigen invloed nog slechts door Karel den Grooten geëvenaard wordt.
    Het is deze strooming, welke Wirth door de schepping van een nieuw monotheïsme in de hand werkt. En alhoewel het niet bij voorbaat valt aan te nemen, dat een aanzienlijk aantal Duitschers Christus voor den "Heilbrenger" zullen verruilen, toch is deze strooming een karakteristiek verschijnsel van den tijd, dien wij beleven, terwijl er anderezijds ook rekening mee gehouden moet worden vanwege de tot botsingen voerende agressiviteit tegen het Christendom, waarmee zij geladen is.
    (Nadruk verboden).

~ ~ ~

NB from German website:
Wirth referierte auf  beiden "Nordischen Things" und eröffnete beim "Ersten Nordischen Thing" seine "Erste urreligionsgeschichtliche Ausstellung DER HEILSBRINGER". 1935 durfte Hermann Wirth neben Heinrich Himmler Mitbegründer der "Forschungsgemeinschaft Deutsches Ahnenerbe" der SS werden. Diese Organisation sollte den Nationalsozialisten  helfen, mithilfe von archäolgischen, anthropologischen und geschichtlichen Forschungen die Überlegenheit der nordischen Rasse zu belegen.

"Echt of Onecht?" 1934 by prof. dr. J. van Dam

Dutch newspaper article (Telegraaf) of 23 January 1934.
For plain text, see below. Also a short article of 6 May 1934 below.




Telegraaf 23 januari 1934 (avond editie)

Is het Oera Linda Bok echt of onecht?


Prof. H. Wirth op het oorlogspad.

door Prof. dr. J. van Dam (Hoogleraar te Amsterdam).

Een Duitsche bewerking die niets positiefs bewijst, doch den twijfel versterkt.

Een geniaal vervalser.

Het befaamde Oera Linda Bok, dat al zoo vaak de pennen in beweging heeft gebracht, is opnieuw op verrassende wijze in het middelpunt van de wetenschappelijke en pseudo-wetenschappelijke belangstelling geplaatst.

    De voorgeschiedenis is vrij algemeen bekend. In 1872 publiceerde dr. J.G. Ottema uit het bezit van Cornelis over de Linden uit Den Helder een geschrift, dat een soort familiekroniek zou zijn en een overoude overlevering van Frieschen oorsprong zou bevatten. De inhoud was verrassend, vooral wegens de oudheid van het meegedeelde, maar niet geheel onverdacht: de taal, z.g. Oudfriesch, was op zijn minst sterk verbasterd. Het waren voornamelijk twee vragen, die de filologen verder bezighielden: Is het echt? - dan openden zich ongekende perspectieven op de voorgeschiedenis der Germanen -, of: is het onecht? - wie is dan de, men mag wel zeggen geniale grappenmaker, die de wetenschap van zijn tijd en later zoo in het ootje durfde en kon nemen?
    Welnu, de eerste vraag werd en wordt ook nu nog algemeen met neen beantwoord: het werk is een vervalsing, en het belangwekkende uitzicht op de Germaansche oudheid wordt weer in nevelen gehuld. De vraag, wie dan wel de maker van dit meesterwerk van travestie en parodie geweest is, wordt vrij algemeen in den geest van dr. M. de Jong beantwoord, die in zijn uitvoerig werk: Het geheim van het Oera-Linda-boek (Bolsward 1927), Dr. Eelco Verwijs, een voortreffelijk kenner der middeleeuwsche letterkunde en bovendien op dat gebied als parodist bekend, als zoodanig aanwees.
    Toch zijn nog lang niet alle moeilijkheden opgelost, en prof. Brugmans wijst er in zijn "Nieuws over het Oera Linda Bok" (mededeelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen Deel 66 Nr. 5, 1928) uitdrukkelijk op, dat het strikte bewijs nooit is geleverd. Zoo blijft b.v. als groote moeilijkheid over, dat Verwijs en Over de Linden elkaar pas laat, in 1867 hebben leeren kennen, toen de geschiedenis van het handschrift al aan de orde was gesteld. Voor een nieuw onderzoek van de kwestie was er dus ook na het boek van dr. De Jong nog aanleiding.

Herman Wirth.

Dit nu is op zeer verrassende wijze gekomen van de hand van onzen ex-landgenoot, prof. Herman Wirth, die al sinds jaren ons land ook geestelijk heeft verloochend en in Marburg als "Privatgelehrter" naast de officieele wetenschap de praehistorie op eigenaardige, maar niet weinig succesvolle wijze beoefent.
    Hij biedt nu aan het Duitsche volk dit oudste document van Germaansch geestesleven in vertaling aan, blij, het aan de voorstanders der vervalschingstheorie te hebben ontrukt en in de stellige verwachting, dat dit volk er veel tot eigen stichting en inzicht uit zal leeren.

Men moet over dit feit niet al te gering denken. Wirth is een figuur van groote beteekenis in Duitschland. Hij hoort tot die halfwetenschappelijke menschen, bij wie het critisch inzicht is geatrofieerd naast, misschien wel ten gevolge van het woekeren  der fantasie, en die de gave bezitten, eigen inzichten voor te dragen op een wijze, die vooral den leek fascineert en diens nog weinig ontwikkelden twijfel en critiek het zwijgen oplegt. Hij is een goed kenner en een al te gemakkelijk interpreet der Europeesche voorgeschiedenis en hij ziet dingen, samenhangen, uitingen van geestelijk leven, die er geweest kunnen zijn, maar wier bestaan hij niet kan bewijzen. het zou hier te ver voeren, uiteen te zetten, uit welke wortelen zijn aanhang in Duitschland is ontstaan. Ik duid slechts aan, dat zich in de wetenschap al sinds tientallen van jaren het inzicht heeft baangebroken, dat de cultuur onzer Germaansche voorouders in vergelijking met de klassieke, schromelijk is miskend en dat er dientengevolge alle aanleiding bestaat, haar waarden in het licht te stellen. Dat dat inzicht nu ook tot het publiek doordringt, is begrijpelijk en wordt bevorderd door de ideologische verheerlijking der Germanen, wier bijzondere eigenschappen door velen in de tegenwoordige Duitschers teruggevonden worden, die als afstammelingen van het z.g. noordsche ras geroepen zijn, den Germaanschen aard, zoo waardevol voor de wereld, in stand te houden.

In dit verband nu speelt Wirth een zoo groote rol, dat de officieele wetenschap er een beetje mee verlegen is en niet weet, of zij zijn theorieen beter negeeren of weerleggen moet.
    Is het dan inderdaad op lichtvaardige gronden, dat de Nederlandsche wetenschap het Oera Linda Bok als een vervalsching beschouwt? En welke motieven leiden Wirth er toe, de echtheid opnieuw te verdedigen?

De Bewijsvoering.

Wirth accepteert, na nieuw deskundig onderzoek, het feit, dat het papier van het handschrift van het Oera Linda Bok in de 19de eeuw is gemaakt. Maar dit kan natuurlijk best een afschrift of omwerking van een ouder geschrift zijn, zoodat dit feit op zichzelf niets zegt tegen Wirth's veronderstelling, dat er in den bestaanden tekst bronnen verwerkt zijn, die zoo oud en geloofwaardig zijn, dat alle critiek de vertelde feiten niet kan omverwerpen. Uit de jaren 1848 tot 50 en 1854 citeert hij getuigenissen, die moeten bewijzen, dat het handschrift toen al in het bezit van Over de Linden was. Staan er nu dingen in, die een vervalscher, zelfs een man van wetenschappelijke kennis als Verwijs, laat staan een eenvoudig man als Cornelis niet uit de vakliteratuur kon weten, dan is het bewijs voor de echtheid geleverd.
    Zulke dingen nu zoekt Wirth bijeen en hij vindt nog al wat van zulk materiaal. Zoo werden de in de kroniek vermelde paalwoningen pas in 1853 in Zwitserland ontdekt. De oorspronkelijke tekst zou dan ettelijke malen overgeschreven en het meest ingrijpend door een humanist van de 17de eeuw gewijzigd zijn. Aan hem schrijft Wirth ook het foutieve Oudfriesch en de talrijke, nu humoristisch aandoende geleerde naamverklaringen toe.
    Daartegenover moet ik er op wijzen, dat er in deze redeneering foutenbronnen schuilen, waarmee Wirth geen rekening heeft gehouden. Wat de getuigenissen over het vroege bestaan van het handschrift betreft, is het toch niet uitgesloten, dat sommigen zich na vele jaren te goeder trouw hebben vergist, of dat anderen - Wirth, die zijn landgenooten lang niet malsch critiseert, zal hen voldoende kennen, om dat mogelijk te vinden - aan de grap meededen.
    Dat geldt b.v. stellig voor Verwijs, van hem is bovendien ook niets bekend van een op eerewoord gegeven verklaring. Verder is het toch niet uitgesloten, dat een zoo geniaal man als de vervalscher moet zijn geweest, uit zijn wetenschappelijke intuitie dingen heeft verzonnen, die later gebleken zijn, waarheid te zijn. Waarom zou een vindingrijk schrijver b.v. niet op de gedachte kunnen komen, dat ook de huizen onzer voorvaderen al op palen waren gebouwd? En ten slotte, is alles, wat Wirth aan echte gegevens heeft verzameld, inderdaad ook bestand tegen de objectieve critiek van germanisten en praehistorici van professie?

Hier is nu juist het punt, waarop de typisch onexacte geest van Wirth den critischen lezer teleurstelt. Met een methode, die merkwaardig genoeg juist vaak op het gebied der praehistorie door dilettanten wordt toegepast, verbindt hij een reeks dingen en verschijnselen met elkaar, die oogenschijnlijk telkens wat met elkaar te maken hebben, maar waarvan het verband als reeks hoogst twijfelachtig is.

In het wetenschappelijk aanhangsel van zijn uitgaaf geeft hij een ongeloofelijke massa stof uit alle periodes der voorgeschiedenis, die buitengewoon verwarrend is en steeds weer van het te bewijzen doel afleidt. De manier, waarop hij van een god Krodo via de zwaan als levenbrengend dier (later verdrongen door den ooievaar) bij de Lohengrinsage belandt, is daarvoor karakteristiek. Bovendien sluit hij telkens aan bij zijn eigen theorieen omtrent den Westerschen oorsprong der menschelijke cultuur, zijn oplossing van het Atlantisprobleem enz., die, hoe belangwekkend ook, uiterst aanvechtbaar zijn. Hij neemt b.v. aan, dat het getuigenis van het Oera Linda Bok, dat de Friezen omstreeks 2000 v. Chr. een reis naar de Middellandsche Zee hebben ondernomen, echt is, omdat het zijn eigen veronderstelling omtrent de Noordelijke herkomst der Filistijnen eenigszins bevestigt. Maar als de geleerde schrijver der kroniek dit nu eens uit zijn duim heeft gezogen en Wirth zelf zich heeft vergist? Wat dan? Toch trekken sommige punten zonder twijfel de aandacht, zoo, waar het Oera Linda Bok de godin Nehalennia noemt, wier vereering uit Walcheren bekend is, of waar de uitvoerige beschrijving van een aan eeredienst gewijden toren door Wirth niet zonder speurzin met andere torens en torenmotieven in verband wordt gebracht.

Nov. 1941: tentoonstelling Het wetenschappelijke Duitse boek.
Links: Prof.dr. Jan Van Dam

Niets bewezen.

Wirth heeft in zijn uitgave, naar het mij voorkomt, niets positief bewezen. Daarvoor is zijn materiaal te groot, zijn methode te zwak, zijn geest te weinig zakelijk. Maar bestaande twijfelingen heeft hij zeker versterkt, en het zal de plicht zijn van de echte wetenschap, deze in half profetischen toon geschreven uiteenzettingen te controleeren.

een nieuw bronnenonderzoek van het Oera Linda Bok is daarom hoogst gewenst, vooral in het belang van de wetenschap der Germaansche praehistorie. Iedere twijgel omtrent echtheid of onechtheid behoort te verdwijnen. Er is dus inderdaad weer nieuws over het Oera Linda Bok en nieuw werk aan den winkel!
    Wirth zal in zijn vroeger vaderland wel geen ander oordeel hebben verwacht. Het past immers precies in het beeld, dat hij zich van ons heeft gevormd. Het ontbreekt ons geheel en al aan stambesef, zegt hij nadrukkelijk, en zonder dat schijnt de wetenschap der germanistiek voor hem onmogelijk te zijn. Zij wordt naar zijn opvatting minstens evenzeer door de intuitie als door de critiek der feiten gevoed. Dat een klein beetje stambesef ons geen kwaad zou doen, wil ik gaarne toegeven, maar het tweede inzicht kan ik onmogelijk onderschrijven. Over deze dingen beslisse de wetenschap zonder voor- of tegeningenomenheid!
    (Nadruk verboden).

13 February 2016

Some personal notes


(This post is not finished yet.)

Looking back, I see how my attraction to hidden history started, when, as a teenager, I got into tracing my Westfrisian family roots and collecting old pictures. The thrill of discovery, the "aha!"-experience, learning things about my older ancestors, that could have been passed on through the generations and thus, helped me understand myself and my direct family.

Most striking is it, to learn how oral tradition does not always match up with recorded information. Even families have their versions of censorship and propaganda, often about little details, but sometimes concerning something more significant. It may have been silenced or changed on purpose, or subconsciously. The mind plays tricks on us and this can be helpful. Some things are better forgotten or made nicer, so we can move on.

But when a lie or suppressed rage keeps causing trouble, like a deep stuck splinter, it is better to face it and deal with it after all. What may have been a near fatal trauma several generations back, can now be something that we would frown about. But as long as it is not known and understood, it can keep nagging, cause nightmares, lead to distractive habits, or worse.

This principle is not only applicable to the individual and its family, but also to a whole tribe, a folk, a nation.

~

For a few years, I had been interested in Nordic mythology, when in 2005 I first heard about the Oera Linda-book (OLB). Someone had written a dissertation about it, having something to do with the Frisians and their supposed primordial mother Frya.

I bought "De Gemaskerde God" (the masked god) by Goffe Jensma, but when I read the summary, suggesting this OLB to be a 19th century joke, I put it on the shelf, where it would remain untouched for another four years. I wanted to read this OLB myself first anyway, before reading someone's opinion about it.

The subject had lost my attention, until in 2009 in a small bookshop in Amsterdam, I found Sura de Heer's translation that included the original text in a specially designed font.

(to be continued)