Friesche Oudheden [JJK 65] ~ Afbeeldingen van Merkwaardige Voorwerpen van Wetenschap en Kunst, gevonden in de Archieven, Kerken, Kasteelen, Terpen enz. van Friesland. (Frisian Antiquities ~ Depictions of remarkable objects of science and art, found in the archives, churches, castles, terps etc. of Friesland) Published by the Friesch Genootschap (1875). Page 48-50
Better translation here
[translation removed]
- - -
[hieronder een hertaling in moderner Nederlands, geen transcriptie van origineel!]
Het OERA LINDA Handschrift
Familie Over de Linden in Den Helder heeft een oud handschrift, waarvan schrift, taal en inhoud onbekend zijn. Het was overgeleverd van geslacht tot geslacht met de aanbeveling het zorgvuldig te bewaren, als een familie-erfstuk. De eigenaar vermoede dat het in Oud-Fries was geschreven en informatie over verre voorouders zou bevatten.
Toen Doctor Eelco Verwijs, archivaris-bibliothecaris van Fryslân, hiervan hoorde, lichtte hij de overheid in. Hij kreeg opdracht het te onderzoeken. Op 17 december 1867 gaf hij een verslag van zijn eerste conclusies. De eigenaar heeft hem toestemming gegeven het handschrift te transcriberen en vertalen.
Het was te danken aan de volhardende bezieling en zorg van Doctor Jan Ottema, dat de inhoud begrepen en vertaald werd. Hij deed uitvoerig verslag van zijn nauwkeurig onderzoek in een vergadering van het Fries Genootschap op 10 februari 1871. Dit verslag werd gedrukt en verspreid, en leidde tot een grote belangstelling voor dit merkwaardige stuk.
Volgens hem was de intussen gerezen twijfel aan de echtheid van het handschrift ongegrond. Hij zag het als een uiterst belangrijke bron voor oud-Friese geschiedenis, met geheel nieuwe informatie. Zijn conclusie: "We mogen aannemen dat dit geschrift, waarvan het eerste deel rond 600 BC is opgesteld, het oudste produkt (op Homerus en Hesiodus na) van Europese literatuur bevat. Het beschrijft een tot nu toe onbekende, eeuwenoude cultuur, met een ontwikkeling, beschaving, industrie, scheepvaart, handel, letterkunde en zuivere religieuze waarden. In onze voorstelling ging onze geschiedenis niet verder terug, dan tot de komst van Friso (rond 300 BC), de vermeende Friese stamvader. Hier ontdekken we echter een geschiedenis tot voorbij 2000 BC, ouder dan die van Griekenland en even oud als die van Israel."
Het manuscript is een kopie uit 1256, gemaakt door Hidde Oera Linda. Bij alle meningsverschillen over de echtheid en waarde ervan, was het onmogelijk daarover een goed oordeel te vellen, totdat het gepubliceerd werd in 1872. [...]
Publicatie leidde tot hevige discussies over de echtheid van het manuscript. Dr. Ottema gaf in 1873 een toelichting in 'Geschiedkundige Aantekeningen en Ophelderingen bij thet Oera Linda bok', en verdedigde het een jaar later in 'De Koninklijke Akademie en het Oera Linda boek'. Dr. A.T. Reitsma te Groningen bestudeerde het en presenteerde het resultaat van zijn kritische onderzoek in drie vergaderingen van het Fries Genootschap. Hij concludeerde dat het manuscript waarschijnlijk echt is, en van hoge historische waarde. In de laatste vergadering gaven ook de skeptici hun visie. Toen werd ook het handschrift zelf vertoond, zodat men zelf kon beoordelen of het een 13e eeuwse kopie kon zijn.
Het meest uitvoerige onderzoeksverslag tot nu toe werd in 1874 gepubliceerd onder de titel 'Naar aanleiding van het Oera Linda Bok'. De schrijver (prof. A.J. Vitringa) is duidelijk zeer geleerd en onpartijdig. De gedachte dat het boek een vervalsing zou zijn, gepleegd na 1853, toen de paalwoningen in het meer van Zürich werden ontdekt, beantwoordt hij met: "Wie zou de vervalser zijn? Niet de eerste de beste was tot zoiets in staat. Daarvoor zou noodzakelijk zijn een nauwkeurige kennis van de oudste Friese taal, waarvan een zeer beperkte woordenschat uit slechts enkele bronnen bestaat. Bovendien zou men moeten weten hoe die taal in de loop der tijd is veranderd. Er is namelijk een duidelijk verschil tussen het taalgebruik in de oudste en de jongste teksten van het handschrift. De vervalser zou een zeldzame historische en geografische kennis moeten hebben gehad. Jarenlange studie zou een onverbiddelijke voorwaarde zijn geweest en het schrijven van het vreemde letterschrift een zure arbeid. En waarvoor zou hij dat alles hebben gedaan? Eer? ... Vervalsers hebben een goede reden om hun naam geheim te houden. - Geld? ... Het was vooraf nauwelijks te verwachten dat publicatie enige winst zou opleveren. - Het genoegen om geleerden in de maling te nemen? ... Zou een door en door geleerd en talentvol man, zoals de maker moest zijn, zo'n offer van tijd en moeite over hebben voor zulk bedenkelijk genot? Dat alles is onvoorstelbaar."
"We staan hier dus voor een zonderling dilemma: Òf we laten ons beet nemen door een met grote toewijding tot stand gebracht maaksel van een geniale gek, òf een groot deel van de oude geschiedenis komt in een geheel ander licht te staan, waardoor een revolutie op dat gebied onvermijdelijk is."
"U denkt misschien nog aan geknutsel van een verveelde kloosterbroeder? Ook dit is uitgesloten. In het OLB komen een godsbegrip en ethiek voor, die onovertroffen waar en zuiver, anti-monniks en anti-theologisch zijn. Iemand die is opgevoed onder invloed van Katholieke of zelfs Protestante dogma's, heeft deze echt vrijzinnige en totaal onbevoordeelde gevoelens onmogelijk kunnen uiten."
En toch besloot deze geleerde met: "Hoewel niets echtheid uitsluit, en we niets hebben ontdekt dat van vervalsing overtuigt, toch is er iets dat onze argwaan wekt in de delen die te maken hebben met de Grieks-Romeinse oudheid." We hebben geen enkele twijfel aan de eerlijkheid en openhartigheid van de heren Over de Linden en dr. Ottema. We zij er stellig van overtuigd dat, indien er sprake zou zijn van een vervalsing, zij daar niet aan hebben meegewerkt. We hebben twijfels, maar deze zijn niet sterk genoeg om daarom het OLB definitief te verwerpen."
Het gaat in ieder geval om een merkwaardig boek. Sommigen zien in het OLB een verheerlijking van het Friese verleden. Het boek zal nauwkeurig onderzocht blijven worden, zolang het moeilijk is, om in oude volksgeschiedenis te bepalen wat mythe, sage of versierde overlevering is. Toch zal iedereen die het boek gelezen heeft moeten toegeven, dat delen van de inhoud waardevol zijn. We zijn het dan ook helemaal eens met het volgende oordeel van de Deventer geleerde: "Hoewel ik van het boek ben gaan houden, zie ik de resultaten van een wetenschappellijk onderzoek met vertrouwen tegemoet. Want, zelfs als het op historische gronden overtuigend zou worden weerlegd, dan toch zal het boek als allegorie, als fictie een hoge ethische waarde blijven behouden."
No comments:
Post a Comment