Transcription of:
OUD-HEEDEN
van
ZAAN-LAND
STAVOREN VRONEN
en WATERLAND
door
H.SOETEBOOM
II Deel.
Willem Linnig van Koppenol
MDCCII (1702), Amsterdam
- - - - - -
OUD-HEDEN
VAN
ZAAN-LAND, STAVOREN,
VRONEN en WATERLAND;
Behelzende haar Oosprongen, Volkplantingen, Loop
der Rivieren, Bedykinge, Regeeringen onder Keyzers, Ko-
ningen, Prinçen, Graven, Potestaten, en Burger-vaderen.
De Wetten, en Voor-regten, haar door deze vergund;
De oorlogen die haar gedrukt, ende Vrede, Koophan-
del, Scheepvaart, Visscherye, en Leeringen,
die veele Steden, en Dorpen verheven hebben.
Alles uit de Oudheden Nagespeurd, en met
Autentique Stukken bewaarheid.
DOOR
HENDRIK SOETEBOOM
TWEDE DEEL.
Deze laatste Druk van nieuws overzien, verbeterd, met no-
dige Aantekeningen, Figuren, en een Landkaart verrykt.
t'AMSTERDAM
By WILHEM LINNIG VAN KOPPENOL
op de Vygendam, in de Gulde Roos, MDCCII
= = = = = =
Fol. 1
BESCHRYVINGE
VAN
VROONEN:
Hooft en Moeder-Stadt der
KLEYNE VRIESEN.
HET I. BOECK,
Vervattende
Haar opkomen, Bloeyende staat, Wapen,
Voor-rechten, Oude gelegenheyd,
Zeevaart en Koophandel.
HET I. CAPITTEL.
De waarheyt, welk is ofte wesen
moet de ziele der Historien, soo de
Oude getuygen (door verloop van
tyden, door stoffigheyt onser voor-
ouderen, ofte door den woesten Oorlog ver-
swakt) zynde in dese onse dagen met veel
donkerheden en nevelen omhangen, kan niet
wel voortgebracht worden, als meesten tyt
met het geley van de onsekere beschryvingen,
van de alder-bedenkelykste naramingen,
ofte van 't gene dat mette omstandigheden
der saken best over een komt, sodanig mee-
sten tyt geschieden moet in de vertellingen
van de oude Stadt
Vroonen, daar 't nu aan toe
gekomen is, 't welk of schoon de waarheyt
2
vast staat, datse eertyts geweest zy, by de
voortreffelykste Scribenten bevestig wort,
en door soo veel goede getuygen aangeno-
men; nochtans van haar eerste beginsel en
van haar midden, weynig ofte geen bescheyt
by een brengen, dan van hooren seggen: Al-
leen men siet
Vroonen van achteren, en niet
van vooren; men weet haar val, en niet hoe-
se begonnen heeft, Ja hoe
Vroonen stont eer
het viel, daar nochtans veel roems van hare
grootheyt en bloeyende stant gedaan wort.
Wanneer ik dit nu by my selven overlegge
(zynde gebooren in een Landstreek, daar de
Inwoonders hun outs tyts verblyden, datse
de name hadden van Vriesen als een
Vrye volk
Te weten, aan de
Zaan, die voor eenige
eeuwen ontrent
Vroonen in de Zee placht te
vallen,) konde niet nalaten om van de gemel-
de Stad, niet alleen haren val ofte ondergang
(die God zy gelooft, wien 't alleen toekomt
uyt duysternisse ligt te maken; de welke ook
De Landen van Holland, West-vriesland,
meer bate dan schaade deede, en namaals
een vaste Bondgenoodschap met den anderen
veroorsaakte) maar ook haar begin en tref-
felyken middelstant te beschryven, met soo
veel sekerheyt en blyken als 't my mogelyk
om doen was, daar van niets achterlatende
by myn weten, en desgelyks geen leugenen
bybrengende met voordacht. Sodanig een
History en Lant-beschryvers belydenisse be-
hoort te wesen, (als gesegt is) want wy hier
inne niet na en 'volgende luyden (hoewel van
groote geleertheyd) die werk gesocht hebben,
omme te beschryven een
Utopia, als den ver-
3
standigen
Thomas Mores, eertyts Cancelier
van Engeland, ofte van 't Eylant
Attelantida,
daar den Jesuit en nauw doorsnuffelende
Jo-
sephus Acosta van verhaalt, het welke eenige
hondert mylen groot, ontrent de barbarische
kusten gelegen hadde, en in de grooten
Oce-
aan, die ongrondelyk diep is, verdronken sou-
de zyn, 't gene met reden men
Nergens Land
noemen mocht: ofte en volgen ook niet den
voortreffeyken werelt wysen
Plato, om te
verhalen van een Stad, die noyt te vinden
heeft geweest, hoewel datter een sulken Stad
in des Aardryks ront wel behoorde, ofte had-
de mogen zyn. Want, het gene hier ver-
handelt sal worden, is van een Stad ofte
Vestinge, die haar wesen heeft gehad in
der waarheyd, hare handelinge en doen in
erusthaftigheyd, haar voorspoet in Scheep-
vaart en Koophandel, haar bloey en 't val-
len in den verderffelyken Oorlog.
VROONEN dan na ellen aansien heeft
haar eerste bevolking ontvangen uyt de Lan-
den der Oostvriesen, (die men
Frisiae Majo-
res noemt, zynde de
Groote,) geseten aan
gene zyde van het
Flye, die de plaatsen
eerstmaalen aangevaart ofte bewoont heb-
ben; een volk dat sich derft roemen afge-
komen te zyn uyt de verstroyde Oversten
van 't
Macedonisch heyr, en dat na 't overly-
den van den grooten
Alexander; en of nu
sulkx by veelen (en dat met groote rede-
nen) in twyfel getrokken word, soo is het
doen ter tyd een volk geworden, dat sich
door de vermenigvuldinge aan alle kanten
uyt te breyden socht, gelyk 't selfde blykt
4
in de Op en Nedergang van
Stavoren, en
voornamelyk in de Voor-reden; innemen-
de sekere Landen (volgens het regt der na-
turen) die niet bewoont waren, ofte uyt recht
en macht des Oorlogs, diese door gewelt
van wapenen (genomen voor 't krygsrecht)
verkregen: Daarom getuygen ons de Vries-
sche Kronyken, dat
Friso een heyrkracht van
zyn Vader bekomen hebbende, aan de zyde
van het
Flye neder sitten ging, welke land hy
na zyne name
Frisiae Novam (nu ter tyd kleyn
vriesland ofte Noord-Hollandt) genaamt
heeft, in de welke hy een grondvest leyde van
een toekomende Stadt die hy na de name zyns
Egemaals
Vrougeest hete: dese stad soude na-
maals de Romeynen in gelykheyt (soo als zy
schryven, segt
Winsemius) van 't Italiaansche
Verona VERONAM genoemt hebben, siet
zyn
Friesche Cronyk lib. I fol. 11. Op een an-
derr plaatse noemt hy haar de Hooftstad, en
sou gebouwt zyn 120. jaren voor de geboor-
te Christi; en soo 't wel schynt, heeft
Friso
de
Jonge zyn Hof en Vorstelyke wooninge in
de stad
Vroonen gehouden, en mogelyk ook
de heerschappye over West-vriesland gehad:
waar uyt men siet, dat de gemelde Stad het
eerste begin was van de
Mindere Vriesen, de
outste stad, de Moederstad, en de voor-
treffelykste van alle de nakomende, steden
soo van Dorpen, Buerten, en andersins, die
na hare eerste besettinge uytgebreyd zyn.
Wann hy dan segt, dat
Friso een
heyrkracht van zyn Vader verkregen hadde
(verstaat dat
Friso de
Jonge, een zoone was
van
Gruno, dese een zoon van
Gaylo, en
5
dese een sone van
Hajo, Overste der Vrie-
sche Priesteren, onder 't Heydendom zijnde
de soone van
Friso, de
Oude) en hy sich aan
de kant van 't
Flye nedersette, so is het ver-
moeden de bane gemaakt is met de Wapens,
ofte dat Westvrieslandt te voren al bewoont,
en over sulks de eerste occupeerders eygen
was. Maar wanneer hy seggen wil, dat
Fri-
so de
Ionge, een groot geselschap by hem ge-
had heeft om de selve Landen te bewoonen,
kondét wel wesen dat Westvriesland ofte
met geen ofte met weynig volk beseten is ge-
weest. En 't mach ook lichtelyk vele tot ver-
wonderinge trecken, indien
Frisus met syn
by-hebbende heyr, het mindere deel ofte 't
kleyne Vrieslant eerstmaal heeft bevolkt, so
een reecx van jaren voor de toekomste onses
Heylants; waaom dat dan de oude Holland-
sche Chronyk met sijn Divisien schryft, dat
de volkeren eerst voort geset zyn ontrent drie
hondert jaren na de geboorte Christi: Want
hy schryft aldus; Men seyt in 't jaar van drie
hondert, West-vrieslant van vyf Heeren en
Edelen bewoont is geworden, als van eenen
genoemt Coning
Dirk, zynde van Vrieslant,
daar den Coning
Rabbout af gekomen is, dese
hadde sijn woonstad en Coninglyken stoel in
Medenblik. De anderen was genaamt Heer
Gerrit Uitter-woude, die placht te woonen in
het Dorp
Opdijk. De derde heete
Roelant
van
Weernesse, en hadde een groot Kasteel
staan in het Dorp van
Wydenesse dar sijn heer-
lykheyt was (mogelyk dat namaals de Hol-
lantsche Graven dit Kasteel opgemaakt en
versterkt hebben tegens de geduerige weder-
spannigheyt der kleyne Vriesen so verhaalt sal
6
worden onder Grave
Floris de V. van dien
name, gelyk de selve 't Kasteel tot
Meden-
blik mede herbouwt heeft.) De vierde deser
Edelen was genaamt
Kinne,
Heykers Soon
van
Bennebroek, dese nam zyn woonstede tot
Bennebroek. En de laatste wierde genaamt
Jonkheer
Adelbold van
Winkel, die woonde
in 't Dorp
Winkel. Dog om hier met beschey-
denheyt van te oordelen, en niet met veel
tegenreden daar over te twisten, so is lichte-
lyk de schryver zyn meeninge geweest, dat
dese Edelen niet de volk-plante, maar de
eerste Heerlykheden te dier plaatse aange-
vaart hebben, en mogelyk gekomen zyn met
een goet getal van volk, ofte door groote
Privilegien en Voor-rechten tot die gemelde
Dorpen gelokt, en over sulks deselve groo-
telyks vermeerdert, en daar toe besonderlyk
verbetert hebben: Want hy segt dat
Kinne
de zoon was van
Heyke van
Bennebroek,
of men most de wagen voor de paarden in-
spannen, en seggen dat de Soon aldaar eer
dan de Vader geweest was, indien men
Hey-
kes vaders Dorp sonder menschen wilden
hebben, der dat'er
Kinne metter woon quam;
maar voor my, ik soude liever gelooven,
dat dese Heeren en Edelen meest Westvrie-
sen zyn geweest, maar dat deselve met de
komste van Prince
Dirk geboren zynde uyt
de stamme der Hertogen van oost-vrieslant
(die daar na, gelyk ook uyt de Ledenen van
de voornoemde Prince
Dirk tot Koningen
in Oost en West-vriesland verheven zyn ge-
worden,) datse met de komste van so hoo-
gen persoon (seg ik) als wesende de voor-
7
naamste Ingesetenen, Welboren Mannen,
zynde ryk in goederen, van hem (en mo-
gelyk met verlof syner Vrienden Hertogen
van Vrieslant) tot Heeren en Edelen ge-
maakt, en tot de regeeringe des Lands zynes
Vorstendoms, en heerlykheden toegevoegd
zyn: Sus ander en waar den so geloofwaar-
digen
Cornelius Tacitus, de beroemde History
schryver die in dese Lande lange te voo-
ren geweest was, en des Lants gelegentheyt
te deegen doorsnuffelen, van leugenen ofte
beter groote misverstant te beschuldigen,
daar hy by zynen tyden de mindere Vriesen
al tot een volk stelt, en zyn woorden in
't kort van hem, dat de Vriesen twederley
zyn, na de gelegentheyt van hare mogent-
heyt, want de eene werden genaamt die van
het
Groot Vrieslandt, en de andere die van het
Kleyne Vrieslant, beyde dese volkeren te sa-
men werden van den andere afgeslooten,
door middel van den
Rijn, en strekken tot de
Oceanische Zee toe. Siet hier van in zyn
Boek de
Moral Germanicum, daar hy wyd en
breed van dese volkeren en van hun zeden
handelt.
Plinius die reekent en telt de
Kleyne
Vriesen onder de
Batavieren, noemende eerst
Batavia, dan de Caninefaten, dan de
Min-
dere Vriesen, de Waterlanders, de Cau-
chen, &c. beslooten zynde (so hy schryft
tusschen
Helium en 't
Flevum, twee Castee-
len, de eene gelegen ontrent de
Mase, en
de ander aan de Riviere het
Flye.
Dat
Winsemius segt, dat
Friso de nieuw-ge-
bouwde Stat van
Vroonen, na syn wyf
Vrou-
geest genaamt heeft, en de Romeynen weder-
8
om
Veronam (so als sy schryven seyt hy ver-
wondert my, want latende de naam in zyn
wesen, tot aan ons vyfde Capittel daar als
dan breeder van gehandelt sal worden) wie
sal gelooven dat de Italianen sulkx getuygen,
terwylen het minste daar van in de gemelde
Tacitus niet te vinden is, die so eene sake vol
voortreffelykheyt en dienende tot beter on-
derrechtinge aan de uytlantsche Hooftstad,
en 't Lant der kleyne Vriesen, niet en hadde
voorbygegaan; en indien de Casteelen, Bur-
gen ofte Vastigheden aan den
Rijn, van de
Romeynen by tyden van dien eerwaardigen
Tacitus, en voornamelyk die aan de Ryndeure
by
Vroonen gebouwt waren (so het sekerste
niet en is, maar vry eenige jaren daar na) wat
Schrijver isser onder de Romeynen. (neemt
ook
Plinius hier by, die hier vermeldinge van
doet; dewyl wy schier aan hem alleen de
eenige getuyge hebben, van den handel,
zeden en manieren der Bataviers; en Vrie-
sen, daar hy breed beschryft hen doen met
en tegens de Romeynen, daarse hun-lieden
so lang met de wapenen beschermden, datse
eyndelyk de Vrede verkregen, en door de
gene versmacht. Om dit wat nader in te
sien, sullens eens overgaan tot
Vroonen en
besoeken de besettinge der
Romeynen aldaar.
(9)
HET II. CAPITTEL.
Hoe wel dat
Winsemius verhaalt dat de
Romeynen na hunne eygen getuygenisse
de voornoemde Stad in gelykheyt van het Ita-
liaansche
Verona,
Veronam genaamt heb-
ben, so schryft hy niet wanneer by wat ge-
legenheyt. De sake lust my nu een wey-
nig te ondersoeken, om eens te besien of het
klouwen niet by den draad te vinden is,
en hoe na datmen soude konnen ramen.
De meergemelde
Tacitus doet in sijn gantsche
Beschryvinge ofte Jaartydboeken, nochte
in de zeden der Fuytschen geen vermeldin-
ge daar van, en voornamelak van de gene
die in kennemerland ofte in Westvrieslant
(by zyn omswervinge hier ontrent) waren;
so datmen wel gelooven mag datser doen
noch niet geweest, maar namaals wel ge-
maakt zyn so de getuygen van later tyden by
brengen, in de oude opschriften van 't bouwen
der Kasteelen, nu en dan in Hollant gevon-
den, onder andere daar inne de woorden on-
trent van dese inhoud, staat dat de Batavieren
waren Broeders en Vrienden van 't Room-
sche Ryk, gelyk ook in een ander steen.
Petrus
Schriverius verhaalt van vele Antiquiteyten
die ontrent verscheyden oude en aansien-
lyke Gebouwen gevonden zyn, en segt dat
daar uyt blykt dat de Romeynen hier
lange heerschappye gehad hebben; het
10
welk gelofelijk is, doch heb noyt beschyt
gevonden, of sulkx met bewillinge van de
Batavieren geschiet was, of door dien de sel-
ve hun Roomsche Heerschappye, die hier
so genoemt wort, onderworpen waren. Hy
schrijft
Rijnsburg toe dat het een Roomsch
gebouw is, alwaar den
Rijn voorby liep tot
Catwijk in Zee; Want seyt hy men sal we-
ten dat de middelstroom van den Rijn, die
lange zyn naam behout (door de steden
Uyt-
recht)
Woerden, en
Leyden voorby
Rijnsburg
(also van den
Rijn en 't Roomsch gebouw
genaamt) en
Cattenwijk in de Zee placht te
loopen, is verstopt door een groot en vervare-
lyken onweder) gelykerwys de oude Cronij-
ken van
Uytrecht vermelden) ten tyden van
Hungrus de elfste Bisschop van
Uytrecht, inden
Jare 860. doen de Zeevis voor de Stad
Uy-
trecht gevangen worde, en meer ander won-
ders geschiede, dat in de Cronijken te vin-
den is, op welken over langs de Rijn heen
veel Sloten en Casteelen gebouwt zyn: Als
daar ware
Wiltenburg boven
Uytrecht, Room-
burg niet verre van
Leyden, de Burgt binnen
de Stad met de Burgen tot
Rijnsburg en tot
Valkenburg, en alle welke Casteelen die men
daar na Burgen noemde, ongetwyffelt van
de Romeynen gesticht zyn, tegen den aan-
val en oploop der Heydenen en andere ha-
re vyanden. Verhaalt wyders van 't Huys te
Britten, ofte Brittenburg, en stelt voorts
verscheyden Antiquiteyten ontrent dese Ca-
steelen en Burgen gevonden: Onder andere
seyt hy ook desgelykx is de Burgt die buy-
ten de Hoogewoerts-poort, niet verre van
11
Leyden lach, genoemt,
Roodenburg, over-
mits de roode Tichelen en Estrikken die daar
in groote menigte gevonden wierden, soo ik
my van eenige heb laten seggen, en hier zijn
ook kopere Afgoden gevonden, en kostely-
ke gesteenten, veele Medalien, en Marmor-
steenen en met Roomsche Titulen en Op-
schriften: En verhaalt mede van
Voorburg, en
segt watter van is ofte niet, ik houde my verse-
kert, dat daar ook een Roomsch gebouw ge-
staan heeft, want'er veel vreemdigheden en
Antiquiteyten gevonden werden, en wort
veel vreemdigheyt vertelt van den Koning
Aurildulus, en van zyn groot Kasteel by
Voor-
burg gebouwt.
Wel aan dan, laat ons gelooven dat de Ro-
meynen na de tyden van
Tacitus, 't zy om
dat se de lieden hier onder dwang wilden hou-
den, ofte dat zy dit deden om de Heydenen
(daarse nochtans geen Christenen waren)
ofte vyanden uyt den lande te weeren, vele
sloten en Kastelen ontrent den
Ryn, en voor
namelijk by
Leyden gebouwt hebben; wat sal
ons dan hinderen omme te geloven dat de sel-
ve ontrent de uytgank van den
Ryn by
Pet-
ten, desgelyks deden, op datse daar mede
de Noormannen en Deenen uyt ten lande
mochten houden, die dog by na 't alderlang-
sten in 't Heydendom gesteken hebben, en ge-
slagen vyanden, niet alleen van Heerschap-
pye der Romeynen, maar ook van de Vrie-
sen, en Hollanders waren? want warelik de
plaatse van
Vroonen was daar toe beter als een
van alle de andere gelegen aan den
Ryn. Ik
hebbe in myn
Zaanlantsche Arcadia ver-
12
haalt 't geene my dunkt dat hier mede te passe
komt, dat de
Zaan haar beginsel genomen
heeft uytten
Ryn by het oude Slot
Roomburg,
die de Romeynen op de mond van de Riviere
getimmert hadden omme niet alleen de vaart
door den
Rijn na
Catwijk te beheerschen,
maar ook die door Kennemerland na de
Noortzee geloopen heeft, op datter geen sche-
pen door dese twee uytvallen van den
Rijn, op
nog neder soude varen sonder believen van de
Romeynsche Oversten, &c. En gelijk het een
Burg der Romeynen geweest is tot verseeke-
ring van hare Heerschappye, so is ook
Vroonen
geweest om haren staat des te beter te bevesti-
gen. Welke ons ook niet duysterlyk (so my
dunkt) te kennen geeft den Enkelden Arent,
die de Heeren van
Vroon tot haren Wapen en
Zegel gebruykt hebben, als die sy doen ter tyd
van de Romeynen (daar zynde) al ontfan-
gen hadden: Want de verdubbelinge van des
Keysers Arent is eerst geschied ten tyden van
den Keyser
Constantinus; in 't Jaar van 330.
als wy verhalen sullen in 't achtste Capittel,
ende dit soude nog meerder schyn hebben, ter-
wylen voor die tyd de Romeynen hier de mme-
ste besittinge hadden, en namaals so niet. In
het jaar van 65. na de geboorte Christi, bouw-
de een seeker Ritmeester, zynde Roomsch
balling, 't Slot
Anthonius, dat de Slaven en
Wilden, woonende ontrent
Dordrecht, ver-
destrueerden 122. Jaren daar na, en voorts
weder herbouwt, noemde het
Wiltenburg, dat
niet verre van
Uytrecht aan den
Rijn was,
maakten daarom mueren en poorten. Dit is
van
Valentianus de Keyser neder geworpen. En
schoon men van het besit der Romeynen geen
13
seker bewysen konnen hebben soo mach myn
nogtans uyt de omstandigheyt van 't bouwen
der Burgeren ontrent den Ryn, wel geloven
datse het besetten, en die van
Vroonen metten
enkelden Arent versien hebben, in de tus-
schen tyden van
C. Cornelius Tacitus, ver-
maart Historyschryver der Romeynen, en
van harent wegen Rentemeester in dese Lan-
den, na
Constantinus de Keyser beloopen-
by na 300. Jaren.
- - - - - -
HET III. CAPITTEL.
Geen volk was de Stad
Vroonen en hare
gelegentheyd dienstelyker, dan de ver-
woede Deenen en Noormannen, aan de eene
zyde omme haar sitstoel des Oorlogs aldaar te
maken, als verhaalt sal worden, en aan de an-
dere zyde omme de naast-gelegene Landen
tollen, desgelyks schattingen af te parssen,
voornamelyk van Hollanders en West-vrie-
sen: De tollen trokkense van de schepen die
op en af den Ryn wilden varen met hare goe-
deren, so te vooren gedaan was. De schattin-
gen waren lastgelden diese de lieden door de
wapenen en hun groot gesag afdrongen: O-
versulks hebben de Koningen hier een Tri-
buythuys doen maken, daar (so men schryft)
Saxus Grammaticus veel wonders van ver-
haalt. Dog het geene dese soo seer geachte
Schryvers hier van getuygt, hebbe tot myn
groot leetwesen noyt konnen bekoomen.
Het is altyd sekerder van henlieden datse
Vroonen besetten hebben dan van de Ro-
meynen, ik heb geseyd om haar
Zedum
14
Bellum aldaar te houden, van dit sal ik meer
bescheyt doen in 't elfde Capittel. Dog op dat
men dies te beter dit uyt mijn voorstel sou-
de mogen bevestigen, sullen daar van eeni-
ge dingen verhalen uyt onse Historyschry-
vers, so vele als die zijn, die staande hou-
den dat de Noormannen en Deenen hier
lange heerschappye gehad hebben.
Boxhor-
nius schrifter dit van: de geleerde komen
niet over een, wanneer de Noormannen Hol-
land overwonnen hebben, en aldaar haar
volk aangevoert; en dit is niet te verwonde-
ren, daar in die tijden so groot gebrek van
Historyschrijvers was, &c. En vorders
Junius
die dunkt dat dit overvallen der Deenen
gedaan is in 't Jaar onser verlossinge 837. als
Duerstede door 't sweert en yver verdestrueert
is geweest, en de Vriesen Contributie afge-
eyscht, (hier is wel in acht te nemen van 't
Tribuyt-huys tot
Vroonen,) na het getuygenis
van
Sigebertus P. Opmerus [?] soude gedaan zijn
in 't Jaar 682. maar ik en weet niet wat Au-
theur hy daar in volgt: Andere schryven op
een ander Jaar. Wy sullen onse meyninge of-
te gissinge hier van niet verswygen. Het
is dan gelooffelyk dat de Noormannen defe
Contreyen door den Oorlog aangevochten,
en overweldigt hebben eenige hondert Ja-
ren (want den oprechten en waaragtigen)
tyt en kanmen niet teenemaal versekeren)
voor de opregtinge van de Graaflykheyt, en
dat sommige van haar die uyt het Deen-
sche Hollant gekomen waren, dese plaats
eerst ingenomen, en van haar eygen na-
me Hollant genoemt hebben, &c. Wy-
15
ders, dat de voorsz. Noormannen in de vol-
gende tyden van de Koningen van Vrankryk
aangevochten zynde, van de selve somtyts
verjaagt, somtyts ook de Victorie bevochten
hebben, en dat sy onder regeeringe van
Dirk
den eerften van dien name, Grave van Hol-
lant, niet te eenenmaal in route geslagen zyn,
gelyk men tot nog toe gemeent heeft: Maar
dat zy in de besittinge van't Lant gebleven, en
wy daar van af komstig zyn, want het kan
gebeurt zyn dat de Franschen na veel vech-
tens dit Land den Noormannen om daar in
te woonen overgelevert hebben; ofte dat de
Noormannen 't selve met gewelt ingeno-
men hebbende, door Houwelyken en an-
dere soodaenige alliantien met andere na-
buerige Vorsten, haar selven daar in met
kracht gesterkt, en alsoo vastelyk behouden
hebben, &c.
Regina getuygt dat de Noor-
mannen op't Jaar 884. uyt Denemarken in
Kennemerlant, het welke 't hert van Hollant
is, gekomen zyn, op datse door last van
Gode-
froy, den
Ryn (verstaat by
Vroonen) opva-
ren souden: Zoo souden de Noormannen
op't Jaar 862. niet verdreven zyn geweeft.
En men moet weten (seyt hy elders) dat
de Noormannen die in Hollandt geseten wa-
ren, met haar gebueren en omleggende volke-
ren ontrent dien tyt, een groot ende swaar
Oorlog gevoert hebben, dikwyls verwon-
nen, en dikwils verwinnaars zynde, alsoo
hebben zy op het Jaar 837. de vermaar-
de en voortreffelyke Stadt
Duerstede met
vyer en swaart verwoest, en de Vriesen, die
zy alreede overwonnen hadden, onder
16
contributie gebracht, &c. De naamen
van veele Steden en Vlecken vintmen in
Hollant die over een komen met de namen
in Denemarken, als
Schagen,
Bergen,
Val-
kenburg,
Haarlem,
Workum,
Woerden en
Noortwyk. Uyt welke de doorgronders van
de Nederlantsche outheyt, voor vast en on-
getwyffelt houden, dat de naam van Hol-
lant uyt dese wortel gesprooten is: dit heb-
ben wy uyt het Toonneel van Holland door
Boxhornius beschreven, dus wytloopig wil-
len verhalen, om te betonen, dat de Dee-
nen en Noormannen, lange voor die tyden
der Graven van Hollant, dit Lant al bese-
ten hebben, hoewel dat onse Historyschry-
vers weynig vermelding daar van doen voor
den Jare van 80. en is na myn gevoelen wel
te gelooven, terwylen zy in verscheyden tog-
ten niet alleen de Hollanders, maar ook de
Wilden, Slaven, Vranken en andere volkeren
overvallen hebben, houdende hare besittin-
gen en besettinge in
Vroonen, te meer om
dat hy seyd dat zy in de besittinge van dit
Land gebleven, en wy daar van afkomstig
zyn, en de Chronijken getuygen, van haar
verscheyden invallen in Hollant, en segt
Schriverius, dat dit baldadig volk met een
groot getal van Schepen den
Ryn opgeko-
men zyn, en dat het gantsche Land doorliepen
met schenden, moorden, branden en roo-
ven. Daar na seyd hy, Anno 847 als dit
volk noch niet versadigt was, zynse den
Ryn wederom opgekomen, verstoorende en
verwoestende na haar oude gewoonte, Ste-
den, Dorpen, Kasteelen, Sloten, en al wat
17
se onderwegen vonden. Ook desgelyks in
het Jaar van 856. verdervense in Zuyt hol-
lant onder anderen ook de Sloten tot
Voor-
burg en
Noortwyk, doodende
S. Ieroen die
daar Priester was, en Rynland aldus te vyer
en swaart verwoest hebbende, heeft dit scha-
delyk volk Kennemerlant ook aangetast,
alles ter neder werpende, verdestrueerden de
Egmond met
S. Aalbrecht Kerke aldaar; uyt
welke wel te begrypen is dat de Deenen en
Noormannen, en in dese tochten en diese te
voren mochten gedaan hebben,
Vroonen, tot
haar loop plaats met hare Schepen genomen
hebben, daar hun Tribuythuys was, en hun
best gelegen, om'er uyt Deenemarken aan te
komen, te havenen, en voorts den Ryn op
te varen.
- - - - - -
HET IV. CAPITTEL.
Ick heb sulks voor tegenwoordig (doch
me mocht het hier onnodig achten) om-
me te bewysen dat
Vroonen een heel oude
Stad is geweest; maar my wel bedenkende
hebbe noch noyt eenige Schryver doorgesien,
de welke gelooft heeft, datter de Stad van
Vroonen geweest is, of hy heeft de selve oud
geacht; daarom seg ik, men mocht het hier
onnodig achten dit andermalen te verseeke-
ren, terwylen genoegsaam uit de drie voor-
gaande Capittelen blykt datse Overout is (so
men somwylen dit woordeken gebruykt,
omme van een ongemeene ouderdom spre-
ken.) Doch wy willen ten overvloet, haar
oude Heerlykheyt en gelegentheyt bevesti-
18
gen, en verhalen eenige geschiedenissen,
die aauwysen datse in die overoude tyden,
seer bequaam lach om met schepen daar aan
te komen en te havenen. Hoewel van dit des-
gelijks in 't tiende Capittel breeder gesproken
sal worden van hare gelegentheid aan een uyt-
gank van den
Ryn, welke Rijnspruchtels, ou-
derdom en vaarbaarheid men oordeelen kan
uyt de afvloeyinge des Rijns door Kenne-
merland, ofte foo de oude Schryvers getuy-
gen, in het midden door
Batavia, met de
woorden van
Plinius, die voor veel hondert
jaren geleeft heeft.
Corbulo, een Veltover-
ste der Romeynen in Duytsland, de Galli-
sche, ofte Fransche Kust verlost hebbende
van de Zeeroovers, is getoogen na de Vrie-
sen, daar mede bevredigt zijnde, heeft de-
selve om hun in tucht te houden, een sterk
guarnisoenplaats gemaakt, waar mede de
stad
Vroonen (segt
Hoeve) wel verstaan wort.
So dit waar is het geene hy hier segt, en in
zyn
Chartre Chronyk schrijft,
lib. 3. cap.14.
soo gaan dese twee dingen vast; Eerstelyk,
dat de Romeynen, als wy verhaalt hebben,
Vroonen vast gemaakt hebben tot een Guar-
nisoenplaats, en most geschied zyn geen hon-
dert jaren na ons liefs Heeren
Christi geboor-
te. Ten anderen, dat'er als doen alreede
een bequame Haven was om met zyn sche-
pen daar in te komen doen hy de Zee ge-
veylig hadde, als hier uyt wel gevat kan
worden. Desgelykx segt
Hoeve, dat
Civilis
den
Batavier zyne schepen na boven tegens
den Rijnstroom optrok, dat niet verre hier
van daan geweeft is. Van den
Ryn by
Vroo-
19
nen, de Haven, en wat diergelyks mag we-
sen, heeft van der
Hoeve breed en seer aar-
dig beschreven in het voorgemelde Boeck,
dito ?? cap. 3?. Hy heeft ook in het 11.
Capittel te vooren verhaalt van
St. Ursula,
die wel haar elf duisend Maagden aan de
Ryndeuren en tot
Vroonen in Westvriesland
te scheepe quam: zy wort genoemt met
Maagden aldaar aangekomen te zyn; som-
mige seggen datter ook Weduwen onder
waren, dit word op 't Jaar 383. gesteld,
doense uyt
Brittanien reysden, om aan ge-
lyk getal van soldaten in
Armorien ten Hou-
welyk besteed te worden; doch gevallen
door tempesten binnen de Ryndeuren, en
voorts tot
Verona in Vriesland; voorders in
de handen der Picten en Hunnen, (dit wa-
ren mogelyk Zeerovers, die wel eer in Yr-
lant, en namaal in Schotland woonden)
van welke tot Oversten waren
Melgo ende
E????, als zy haar selven tot hunne wellus-
ten niet begeven wilden, zijn al te samen,
so geschreven word, vermoort en omge-
bracht, ten tyden des Keysers
Justiniani, in
het Jaar 698. als
Wilfridus Bisschop, en
Willibrordus aldaar aanquamen; van
Wilfrit
verhalen wy in de Opkomste van
Alkmaar,
in 't vierde Boek in 't eerste Capittel. Wy
hebben ook in 't voorgaande geseyt, dat de
Deenen, uyt last van
Godefroy, alhier den
Ryn opvoeren, na de getuygenisse van
Re-
gino, die op dien tyt leefde, welke bequaam-
heyt der Haven, en gelegentheid voor de
Deenen, om tot
Vroonen en voorts in Hol-
land te komen, groote oorsaken gegeven
20
hebben totten inval, en tot so veel verwoe-
stingen in de Landen hier ontrent. De Ro-
meynen en de Vriesen hielden ten tyden
Tiberius een slachtinge in Weft-vriesland, om
de nabuurheid van den Rynstroom, door
welkers middelmond
Apronius, der Romey-
nen Oversten, zyn volk wederom te scheep
heeft wech gevoert: Dese Slag geschiede
by het Bosch
Baduhinne, in West-Vriesland.
Leeft hier van
Winsemius,
lib. I. folio 22.
Hier uyt soude men ook afnemen konnen
dat de Romeynen
Vroonen doen ter tyd be-
saten, en datse overmits eenige saken van den
Ryn die daar voorby liep, in Oorlog ge-
raakt waren: Dat ook
Apronius zyne sche-
pen Van
Vroonen uyt de Haven gevoert had-
de tegens de Vriesen, doch de slag bequam
hem niet wel, en hy keerde weer te rug met
zyn schepen en overgebleven volk.
Wouter van
Gouthoeven, in zyn verbeter-
de Hollandsche Chronyk, sprekende van het
Dorp
Bergam ofte
Bergen, dat het bewesten
den Ryn lag, segt daar op voorder : Hier
uyt blykt dat den
Ryn, met eenen arm dwars
door Rynland tot
Alkmaar,
Egmond, en
Ber-
gen toe, in dien tyden mede in Zee geloo-
pen heeft, alsoo kennelyk is uyt de oude
Historyschryvers, dat de Deenen en Noor-
mans met hun schepen hier by somtyds aan
land gekomen zyn om rooverye te stichten,
gelyk
Philippus Comineus, die over 140. ja-
ren (seyt hy ontrent 1618) geleeft heeft,
schryft in zyn Historie van de Koning
Lo-
dowyk de elfste van Vrankryk, en verhaalt
dat
Eduart de vierde van dien name, Ko-
21
ning van Engeland, uyt zyn Koninkryk voor
zyn vyanden vluchtende, met drie schepen
en 700 mannen na Holland toe, uyt vreese
van de Oosterlingen, die met acht schepen
op Zee waren, genootsaakt was lager aan
Holland naar Weft-Vriesland te zeylen,
en dat hy quam by een kleyn stedeken
Alk-
maar genaamt, en ankerde zyn drie schepen
soo naar de Stad als men konde, alsoo door
leeg water de schepen in de Haven niet wel
komen konden, uyt het welke
Gouthoeven we-
derom een besluyt maakt, dat als doen de
Ryn
aldaar mede in de Zee liep, welk mits-ge
voelen in myn
Zaanlants Arcadia tegen
gesproken hebbe, overmits doen den Haven
al lang geslooten had geweest, en selfs lag
by
Petten, over dese opening, Anno 1400.
al een Dyk, die XXI. jaren daar door brak.
- - - - - -
HET V. CAPITTEL.
Oorspronk des naams van Vronen: wat Vroonen te seg-
gen zy; Waaruyt ook 't woordeken van Vryen
Vrank gekomen is.
IN het eerste Capittel is gesproken (uyt
Winsemius, en uyt andere Schryvers) van
't bouwen der stadts
Vroonen; desgelyks ook
aangeroert de oorsprong van haar twee eer-
ste namen, de derde sal de twee volgen.
De gemelde Schryver (op dat ik zyne woor-
den hier wederom by voege) segt dat
Friso de
Stad na zyn vrouwe
Vrouw-geest genoemt
heeft, en de Romeynen daar na, ingelyk-
22
heid van het Italiaansche
Verona,
Veronam.
Wat de naam
Vrouwgeest betreft, is mogelyk
by de geleerde man sottelyk beraamt, en heeft
de sake uytgedrukt na de woorden die bloot
leggen,
Vrouwgeest, ofte
Vroon op de
Geest,
een eenige letter maar veranderende: Ofte
nu by verloop van tyden de naam is uytge-
sproken voor
VrouVron, gelyk de namen van
Steden en Plaatsen dese omwentelingen by de
gemeene man onderworpen zijn, als te zien
is in de navolgende, voor
Alle-meeren,
Alk-
maar, voor
St. Pancratius,
St. Bankers, voor
School te rel Schorel, voor
Medemelacha ofte
Medenblinkt,
Medenblik, ofte by sommige
Memelik; voor
Enkelhuysen,
Enkhuysen, en
wat sal ik niet seggen voor
Heerlems-stad,
Haarlem, en diergelyke, of ook de Ingesete-
nen liever gehad hebben. Een
Vron ofte vrye
naam, dan die van een Vrouwe: hoe wel
dat veel van de voortreffelykste Steden in
Ita-
lien, Griecken, Kleyn Asien, Egypten, &c.
na Vrouwen genoemt zijn, dat is niet seeker-
lijk te seggen: men vind nergens in eenige
oude Chronijken, Opschriften ofte Schrif-
ten, dat woordeken van
Vrouwgeest; maar
wel
Vrolen, Vronlen, Vron, en ten meesten
tijden
Vroon op de Geest, als in 't vervolg wel
blijken sal; so uyt het Zegel der Stad, uyt
de giften der Graven, en uyt de oude beschry-
vingen. Het kan licht wesen dat
Frisus wijf
Frouwe? geheeten heeft, maar
Geest heeft zyn
besondere eygenschap, terwylen het een
Hoogland beteekent, dat hem verheft boven
de Broeken en lage Beemden, lager zynde
dan de Bergen, ook minder dan de Heuve-
28
len, wort daarom by de
Swirtsers een
Tal,
by de onse een
Dal, en by de vreemde Vol-
keren een
Valeye genaamt, leggende ontrent
de verheven hoogte der Bergen, en laagte
der Broeklanden, Poelen en Moerasschen,
gelijk
Vroonen gelegen heeft, en noch het
seer oude Buertje van
Zaangeest (in de ban-
ne van
Bergen bewesten den
Rijn) leyd.
Ook is de name van
Verona by de alder-
kloekste Schrijvers tot den selven gedaan,
en de Uytlandische best bekend. Dan wel
Vrougeest, van welke men de getuygenisse
kan sien in de Latijnsche en Nederduytsche
schriften.
Wy moeten ook eens innesien wat het
seggen van de Romeynen beduyd heeft, die
dese Stad in gelykheyt van 't Italiaansche
Verona Veronam noemden.
Verona in
Italien
leyd op een schoon en effen pleyn, gekeert
na 't Zuyden, Oosten, en Noordwesten, in
't Noorden allengskens sich wat verheffen-
de; welke hoogte ofte heuvelkens haar een
gedaante van een Theatrum ofte Schoutoo-
neel geeft: op het hoogste der heuvelkens
leggen twee brave Kasteelen, en men vind
daar ontrent noch een oud Casteel, het wel-
ke gemeenlijk
Citadella genaamt word, hier
worden noch guysenderley Antiquiteyten
gevonden, die getuygen van hare oude Heer-
lijkheyt en Rijkdom. Soo wanneer dit nu
waar is, datter eenige gelijkheyd tusschen de-
se plaatsen geweest is, soo het ook wel ge-
weest mag zijn, hebben wy veel voortref-
felijkheyt van onse
Westvriesche Verona te be-
denken: Wat dat
Vroonen mede gekeert
24
was naa het Zuyden, Oosten en Noord-
westen (verstaat in de vlackte ofte ook in de
gedaante des Stads) wie kander tegens seg-
gen met blyckende redenen? Wy houden
't geene van
Verona in
Italien gesegt is: Het
eerste moet nootsakelyk waarzyn, na de ge-
legentheid des Stad yder die 't gesien heeft,
en de
Hetrusschen wonderlyk wel bekend:
Het ander kan waar zyn, mids dat men de
boessem van den Ryn-spruchtel, niet alleen
tot
Bergen (daar men de schepen van ouds
mede bergden) maar boven dit, datmen een
boessem (voor het Vaartuyg (binnen in de
Stad noch vind, loopende tot aan het Merk-
veld (een oude Antiquiteyt van
Vroonen) daar
alle Goederen, die den
Ryn opgevoert most,
uytgescheept wierden, gelyk in een Stad ge-
schied die
Stapelrecht heeft; en oversulks sou-
de
Vroonen halvemaans gewyse gelegen heb-
ben, met hooft en de voeten aan den
Ryn
(by my de
Zaan genaamt) en de rugge na het
Ooften gekeert; het hooft na
Bergen ofte in
't Noord-westen, en de voeten na 't Zuyd,
mits de gemelde Rivier meerder om het Zuid-
oosten liep. Siet nu eens, dus kan men een
saak uytvinden, waar van men geen be-
schryving vind; en dat'er gesegt word, dat
de Landen ofte de Stad allenckens in
het Noorden wat verheft, met kleyne
Berghskens: Dit is so klaar als den dach;
want
Vroonen had voor 't inbreeken der
wateren in 't Noorden veel heuvelen, die
eyndigen aan de Bergen, welk den
Occe-
naus uyt het Land keerden, gelyk deselve
25
nu noch doen, hebbende een ommering by
na als een halve Maan; Want de Bergen
van West-vriesland achter
Vroonen leggende
ingeboogen. Op de hoogte van kleyne heu-
velkens hebben lichtelyk ten tyden datter de
Romeynen waren geweest, twee ofte drie Ca-
steelen gestaan, daar onder het voornaamste
dat van
Friso en zyn nakomelingen gebouwt,
soo dat
vroonen haar vertoont heeft als op
een Theatrum ofte Schouwburg, bewysen-
de haar heerlykheid en rykdom, gelykse na-
maal in haren val ook den jammerlyken on-
dergank heeft getoont.
Het is ook eens van noode dat men in-
ne ziet wat men het woort
Vroonen te ken-
nen gegeven heeft, ofte te verstaan geven
wil: Eener segt op dese saake aldus: Dit
selve seyt hy (hebbende aangeroert de
woorden die in de rand der Klocxkens
gegooten zyn) doet aanwysinge om den
oorspronk des naams van deses Stads te
ondersoeken, en daar door te verklaren
datse niet
Verona genoemt mag werden,
want
Vroon alsoo weynig gemeenschap
heeft met
Verona, als
Leyden met
Lug-
dunum: Maar alsoo by de oude Vriesen
en Saxen,
Vroon beduyd vry (want de
n
word om de klank ten vollen daar aan
geset) en
Vroone beteekent tolle ofte Hee-
ren chyns, de welke de Steden ofte Lan-
den gehouden zyn de Princen ofte Hee-
ren te betalen, waar van zy vry waren,
gelyk andere
Vroon-heeren; Soo hebben
zy sonder twyffel uyt oorsaacke van
26
sulke hunne vryheden, die zy van hunne
Graven en Heeren verkregen hadden, met
hun eygene oude vriessche tale willen noe-
men,
Vron le Geest, vrije leden en landen;
want zy niet gehouden waren eenige chyn-
sen ofte tollen te geven, om de welke vry-
heyt te behouden, hebben zy de wapenen
(als verhaald sal worden) aangenomen, &c.
Nu 't kan wel zyn, dat gelyk de Romey-
nen de naam van
Vrouwgeest verandert heb-
ben in
Verona, na de gelykheid van het Ita-
liaansche, die van de Stad ook de name van
Verona vernadert hebben in
Vronen, na luyd
van hunne vryheden, die best met het seg-
gen van
Vroon ofte Vryheeren over een quam,
maar dat
Vron ofte
Vro op zyn Vriesch ofte
op zyn Sax vryheid soude bedieden, daar
van en schynt
Albertus Cranzius, die de ge-
sten der Saxen soo verstandelyk geschreven
heeft) niet geweten te hebben; want hy seyt
dat eenen
Hanefro, Hanover de name ver-
oorsaakt heeft, als dat de
Hanestzaden wa-
ren, want
Vro noemden de Deenen se-
ker
Zade, lib. I. cap. 11. Vro. is ook een
woort van verheuginge, het welke met de
vryheid maagschappye heeft. Het wort
verhaalt dat
Franeker in Vriesland, wel eer
plag te heeten
Froen-Akker ofte
Vroon-Akker,
en soude ontstaan zyn, soo men seyd, van
een gevryde Akker ofte Land daar het op
gebouwt wierd, en is metter tyd de naem
van
Vroonakker in
Franeker verandert. Wat
ook beroert de Tollen ofte Heeren Chynsen
die
Vroonen genaamt werden, dit is van ouds
bekent geweest, en wierde doen de
Vroon-
27
schoude geheeten, bestaande in Last-geleden
die men aan den Heer betalen most. Van de
selve bevind ik mede in de Voorrechten van
Waterland, dat men eenig man de
Vroonschou-
de manen sou tot zyn voordeur, en dat most
weten twee zyner naaste Bueren; en gaf hy se
niet ten eynde zyner Dorpen, ofte yemand
van zynent wegen, so was hy den Heer schul-
dig een boete van twee pont. Van dese
Vroonschoude sal in 't volgende Capittel bree-
der gesproken worden, hoedanig sulks by die
van
Vroonen geweest mag zyn, die nochtans
vrye lieden wilden heeten, en ook daar be-
nevens droegen de naame Friesen,
Frye-
Friesche volkeren.
Mathias van der
Hoeve, segt in zyn Hant-
vest Chronyk,
lib. 6. folio 163. dat de
Saxo-
nis Inferioris, Batavia, Frisii, Bructery, en
andere Fransche Volkeren,
Franci, van de
Vryheid genaamt wierden. Beyde de namen
van Vrye en van Vranken, hebben de oude
Volkeren seer gecelebreert, en soo hooge in
waarde gehouden, dat yeder by na
Frye (alias
Friesen) en Vrancken (alias
Francken) wou-
de genaamt zyn; en dit was de oorsaak dat
in de Landen der
Batavieren, en het boven-
ste van de
Betuwe de plaatsen opwaarts gele-
gen, de name van Neder-Vrankryk ofte
Franckenlant soo lange bleef; en desgelyks
de
Neder-Saxische Vriesen, die hun uytbrey-
den tot boven
Uytrecht, na het Ryk van
Nieumegen, (
nova magus) het welke de
Rym-Chronyk, en met hem vele andere be-
vestigen, van dit schryft
M. Stocky aldus:
28
Oude boeken hoor ik gewagen
Dat al't landt beneden Neymagen
Wylen Neder-Saxen hiet,
Also al de stroom verschiet
Van der Mase
en van den Ryne,
De Scheld'
was dat west-ende zyne
Alsoo als zy valt in de Zee,
Oost strekkend' min no mee
Dan tot'er Lavece
of ter Elve,
Die Keyser van Roomen
selve
Ontsagen menighd werf dit Lant,
Wantmer wreet volk en sterck in vant,
En die quaat te soeken waren,
Dicke quamen zy met scharen
Om dat Roomsche Ryk te kranken
En verheerde de Rynvranken,
Wiltenborg
hief haar Hooftstad,
Daar dat volk menigh jaar in sat, &c.
En wat lager.
De Neder-Saxen
heeten nu Vriese.
Voorts seyt desen Schryver, dat'et Graaf-
schap van Hollant een stuck van Vriesland is,
en dat de Koning van Vrankryk een stuck
daar van besat, daarom noemen wyse aan
het Zuyden
Neder-Franken, boven staat
Rynvranken, en aan het Noorden de
Ne-
der-Saxense Vriesen, want de name (soo
P.
Schriverius aantekent) van Hollant is niet veel
meer dan ses hondert Jaren bekent geweest;
dat wylen Hollant, het Sticht van
Uytrecht
en ook een deel van
Gelderlant, onder
den naam van
Vriesland begreepen was;
dit kan ik (seyt hy) uyt de oude geloofwaar-
29
dige Schryvers beweeren;
Stigebertus Geme-
lacensis op het Jaar 1009. noemt
Tiel een
Stad van
Vriesland,
Uytrecht is by de selve op
't volgende jaar 1010. in
Vrieslant geset,
desgelyks is
Trajectum Frisia Urbis, by
Wip-
po in vita Conradi Salici, op 't Jaar 1039.
Item by
Ottho Frisingensis lib. 5 cap. 31. en
by
Harmanus Contractus: by
Lambertus Scaf-
naburgensis op 't Jaar 1048. word
Vlaardin-
gen en
Rynsburg onder
Vriesland gereekent,
welke Schryvers alle op dien tyt geleeft heb-
ben,
P. Schriverius out Batavia Duyts, pag.
111. De Franken (schryft eener) hebben
't jock der Romeynen van den halse gewor-
pen; alsse selve begeerig waren omme te
heerschen, so hebbense een naam bedacht
van de vryheyt, sich latende
Vrancken ofte
Vrye volkeren noemen, achterlatende de ou-
de naam der Duytschen. Doch een ander
seyt, dat de
Vriesen haren ouden naam noyt
verandert en hebben, en haar oude Landen
noch bewoonen; daar benevens hebben de
vrye volkeren van
Vroon hun oude naam ve-
le eeuwen beseten, en na dat de Stad ver-
gaan is, soo is de waardigheit noch geble-
ven tot op desen dag, en behoud hare plaat-
se in waardige saaken, dat men deselve veel
malen gedenken moet, in de
Vroonlanden;
Vroonvis en
Vroonschoude, tot het welke (om
wat breeder te verhandelen) ick nu gekomen
ben.
... to be continued