20 March 2018
Minerva and Frana - Samples
Samples of the new translation and transliteration, together with facsimiles of the original manuscript.
19 March 2018
The online "Gutenberg" version of Ottema's Dutch translation
... is NOT the full 1876 (second) edition!
The title page and 'voorbericht' (foreword) suggest that it is, but the actual translation and transliteration that follow are from the 1872 (first) edition, as I will demonstrate below.
Several important improvements that Ottema made in his second edition were missed this way (as they were missed by Sandbach in his 1876 translation of Ottema's 1872 edition).
Some of these differences are presented below. Also, a short essay by Ottema about the page numbering is missing on Gutenberg. This Dutch text is presented for the first time on the web here.
1. Title page: Gutenburg has 1876 version
2. Ottema essay about page numbering missing on Gutenberg!
What follows in the original, but is missing in the Gutenberg version: A short essay by Ottema, titled "The manuscript of the Oera Linda book has existed long before the year 1600". This yet untranslated Dutch text is added at the bottom of this post.
3. Ottema's 1876 'voorbericht' (foreword): included at Gutenberg
4. Ottema's 1872 'inleiding' (introduction): from both 1872 and 1876 version, included at Gutenberg
5. Transliteration (even page nrs.) and translation (odd page nrs.): Gutenberg has 1872 version!
Examples of improvements in Ottema's 1876 edition that were missed, both on Gutenberg (pseudo 1876 edition) and in Sandbach's translation:
O'72 and Gutenberg, p.55:
"door listen en drogredenen wisten zij alles te bewijzen en te verbreiden."
O'76:
"door drogredenen wisten zij alles te wijzigen en te bederven."
("... to change and distort"; i.m.o. "wijzigen" was not an improvement)
S'76:
"by craft and subtlety were able to explain and spread them around."
Ott:
"they managed to explain and distort them all through misinterpretations."
transliteration Ott [038/15]:
THRVCH WANKÉTHINGA WISTON HJA ALLE TO WISA ÀND TO VRBRUDA.
O'72 and Gutenberg, p.69:
"uithoofde zij dikwijls anders niet deden dan barnsteen jutten (aan het strand zoeken)."
O'76:
"uithoofde zij bijna anders niet deden..."
S'76:
"because often they did nothing else than look for amber (jutten) on the shore."
Ott:
"because almost all they did was [lit.: they did almost nothing else than] ‘jut’ or collect amber on the shores;"
transliteration Ott [048/23]:
UTHAVEDE HJA TOMET NAVT OWERS NE DÉDON AS BARN.STÉN JUTA.
O'72 and Gutenberg, p. 173:
"Maar Friso, die trotsch en hartstochtig was"
O'76:
"... die trotsch en hardvochtig was"
S'76:
"But Friso was proud and passionate"
Ott:
"But Friso, who was proud and cold-blooded"
transliteration Ott [127/06]:
MEN FRISO THÉR STOLTE ÀND HERD.FOCHTICH WÉRE
O'72 and Gutenberg, p. 175:
"De bode liet hunne lijken in de zee werpen"
O'76:
"Demetrius liet ..."
S'76:
"The messenger had their bodies thrown into the sea"
Ott:
"Demetrius had their corpses thrown into the sea"
transliteration Ott [127/26]:
DEMÉTRIUS LÉT RA LIKKA IN SÉ WERPA
O'72 and Gutenberg, p. 185:
"dat de goden toornig waren over de overheersching der boozen."
O'76:
"... ongehoorzaaamheid der boozen."
S'76:
"that the gods were angry with the domineering of the wicked."
Ott:
"that the gods were furious about the disobedience of the protesters."
transliteration Ott:
THA DROCHTNA SEND TORNICH OVIRA OVERHÉRICHHÉD THÉRA BOSA.
O'72 and Gutenberg, p. 223:
"de Urgetten of vergetenen"
O'76:
"de Urjetten (Oriten) of vergetenen"
S'76:
"the Urgetten, or forgotten"
Ott:
"the ‘Oryetten’ (Oritae) or forgotten"
transliteration Ott [164/21]:
THA ORJETTEN JEFTHA VRJETNE
~ ~ ~ ~ ~ ~
Missing in the Gutenberg online version:
HET HANDSCHRIFT VAN THET OERA LINDA BOK
heeft al langen tijd vóór het jaar 1600 bestaan.
De pagineering van het Handschrift is daaraan in lateren tijd toegevoegd. De Handschriften uit den oudsten tijd waren ongepagineerd, en zelfs de oudste voortbrengselen van de drukpers (incunabelen), b.v. de eerste druk van het Oudfriesch Landrecht (Jus Municipale Frisonum), zoogenaamde Anjumer druk, 1466, heeft slechts een aanwijzing van de volgorde der drukvellen (signatuur) door middel van letters, maar geene paginatuur.
In de Latijnsche uitgave van Claudii Ptolemaei Geographia, door Bilibaldus Pirckheymerus, te Straatsburg 1525, folio, komt nog geene paginatuur voor;
zelfs nog niet in de Editie van Ausonii Opera te Bordeaux 1591, quarto.
De sijfers der pagineering komen ook niet overeen met de vormen, die in het H.S. zelf gebezigd zijn en afgebeeld op de tweede plaat. Zij hebben daarentegen den vorm, die tegen het einde der 16e eeuw in het schrijven daarvoor gebruikt is. Doch in hunne zamenstelling vertoonen zij een voor ons vreemd verschijnsel, dat namelijk de honderdtallen van de eenheden en tientallen gescheiden zijn door het woordje ànd of daarvoor een streepje. Even zoo als men sprekende zegt: honderd en een, zoo is hier ook geschreven. 100 ànd 1, 100-2, 100-3, enz. tot 100-99; en dan verder weer 200, 200 ànd 1, 200-2, 200-3, enz. tot 200 ànd 10, (dat de laatste pagina is.)
Die wijze van getallen schrijven ontmoet men ook hier en daar in het H.S. b.v.
100 ànd 1 jér;
an tha jéra 1000 ànd 5;
1600 ànd 2 jér;
sont 100 ànd 8 jér.
Deze bijzonderheid geeft ons eene aanwijzing van den tijd, wanneer die pagineering geschied is. Wij vinden namelijk die schrijfwijze ook in die Cronijck van Hollant, enz. tot Delft, 1591 (Divisie kronijk), b.v.: Als die werelt gestaen had ontrent iiiMiiC ende Lxxv jaer, ende was voor Christus geboorte ontrent MCC ende xxiii jaer.
In den jare ons Heeren vC ende Lxxxix.
In 't jaer viiC ende Lxxii. (700 en 72).
Anno viiiC ende xxvii. (800 en 27). enz. enz.
De Cronyke van Vrieslant, door Ockam Scharlensem, enz. (Andreas Cornelius Stavriensis) tot Leeuwarden, 1597, folio, schrijft gedurig:
Anno 300.96. Als men schreef 300.93. Anno 400.57. Anno 500.38. Anno 600.72. Anno 1000.8. Anno 1000 ende 15 enz.
In latere boeken vindt men deze omslagtige wijze van getallen op te teekenen niet meer. Doch men ziet, dat zij tegen het einde der 16e eeuw nog bekend en in gebruik was.
Hieruit kan men veilig besluiten, dat de paginatuur van het Handschrift ook van dat einde der 16e eeuw dagteekent.
Met andere woorden, reeds vóór het jaar 1600 bestond het Handschrift.
Doch uit die paginatuur leeren wij nog meer bijzonderheden, omtrent het Handschrift kennen.
De laatste bladzijde is niet gemerkt 200-10, op de wijze als de vorige; maar voluit 200 ànd 10. Dit bewijst, dat de man, die de bladen pagineerde, hier zijne taak geeindigd had, en dat deze bladzijde toen de laatste was van hetgene er destijds nog van het Handschrift aanwezig was, dewijl het slot van het Handschrift reeds vóór dien tijd was verloren geraakt.
Dit had niet kunnen geschieden, in dien niet het Hand-schrift reeds een geruimen tijd vroeger door het slijten en breken van de draden uit het omslag was gevallen en in losse katerns en bladen daar heen had gelegen.
De zorg om te voorkomen, dat die los liggende bladen in wanorde zouden geraken, heeft voorzeker den toenmaligen eigenaar er toegebracht, om ze van eene paginatuur te voorzien.
Deze loopt geregeld door tot bl. 168, vervolgt dan, p. 189 tot 192, en eindelijk van p. 195 tot 210. Wat hier tusschen ontbreekt, komt mij voor in lateren tijd verloren gegaan te zijn, zoodat thans de zeven eerste katerns nog compleet zijn, van het achtste slechts de beide laatste bladen p. 189—192, en van het negende katern de acht middelste bladen p. 125—210 overig zijn.
Het voornaamste besluit, dat hieruit volgt, is, dat het Handschrift, zoo lang het in zijn omslag was vast gehecht, nog ongepagineerd geweest is, en dat dus Hiddo oera Linda de pagina's niet genommerd heeft. Hij behoefde dat trouwens ook niet te doen, omdat hij zijn Handschrift zelf innaaijende wel wist, hoe de katerns op elkander volgden.
Had hij het Handschrift aan een binder gegeven, om het in te naaijen, dan had hij de katerns van eene volgletter of ander merk moeten voorzien. Doch dit heeft hij ook niet gedaan, en dit bevestigt wederom mijne elders reeds uitgesproken veronderstelling (Voorbericht bl. XII), dat Hiddo oera Linda eigenhandig het Handschrift in een omslag heeft ingenaaid.
Dr. J.G. OTTEMA.
The title page and 'voorbericht' (foreword) suggest that it is, but the actual translation and transliteration that follow are from the 1872 (first) edition, as I will demonstrate below.
Several important improvements that Ottema made in his second edition were missed this way (as they were missed by Sandbach in his 1876 translation of Ottema's 1872 edition).
Some of these differences are presented below. Also, a short essay by Ottema about the page numbering is missing on Gutenberg. This Dutch text is presented for the first time on the web here.
Correct PDF's of both editions are here:
1872
1876
1. Title page: Gutenburg has 1876 version
|
|
2. Ottema essay about page numbering missing on Gutenberg!
What follows in the original, but is missing in the Gutenberg version: A short essay by Ottema, titled "The manuscript of the Oera Linda book has existed long before the year 1600". This yet untranslated Dutch text is added at the bottom of this post.
3. Ottema's 1876 'voorbericht' (foreword): included at Gutenberg
end of foreword in both versions |
5. Transliteration (even page nrs.) and translation (odd page nrs.): Gutenberg has 1872 version!
Examples of improvements in Ottema's 1876 edition that were missed, both on Gutenberg (pseudo 1876 edition) and in Sandbach's translation:
O'72 and Gutenberg, p.55:
"door listen en drogredenen wisten zij alles te bewijzen en te verbreiden."
O'76:
"door drogredenen wisten zij alles te wijzigen en te bederven."
("... to change and distort"; i.m.o. "wijzigen" was not an improvement)
S'76:
"by craft and subtlety were able to explain and spread them around."
Ott:
"they managed to explain and distort them all through misinterpretations."
transliteration Ott [038/15]:
THRVCH WANKÉTHINGA WISTON HJA ALLE TO WISA ÀND TO VRBRUDA.
O'72 and Gutenberg, p.69:
"uithoofde zij dikwijls anders niet deden dan barnsteen jutten (aan het strand zoeken)."
O'76:
"uithoofde zij bijna anders niet deden..."
S'76:
"because often they did nothing else than look for amber (jutten) on the shore."
Ott:
"because almost all they did was [lit.: they did almost nothing else than] ‘jut’ or collect amber on the shores;"
transliteration Ott [048/23]:
UTHAVEDE HJA TOMET NAVT OWERS NE DÉDON AS BARN.STÉN JUTA.
O'72 and Gutenberg, p. 173:
"Maar Friso, die trotsch en hartstochtig was"
O'76:
"... die trotsch en hardvochtig was"
S'76:
"But Friso was proud and passionate"
Ott:
"But Friso, who was proud and cold-blooded"
transliteration Ott [127/06]:
MEN FRISO THÉR STOLTE ÀND HERD.FOCHTICH WÉRE
O'72 and Gutenberg, p. 175:
"De bode liet hunne lijken in de zee werpen"
O'76:
"Demetrius liet ..."
S'76:
"The messenger had their bodies thrown into the sea"
Ott:
"Demetrius had their corpses thrown into the sea"
transliteration Ott [127/26]:
DEMÉTRIUS LÉT RA LIKKA IN SÉ WERPA
O'72 and Gutenberg, p. 185:
"dat de goden toornig waren over de overheersching der boozen."
O'76:
"... ongehoorzaaamheid der boozen."
S'76:
"that the gods were angry with the domineering of the wicked."
Ott:
"that the gods were furious about the disobedience of the protesters."
transliteration Ott:
THA DROCHTNA SEND TORNICH OVIRA OVERHÉRICHHÉD THÉRA BOSA.
O'72 and Gutenberg, p. 223:
"de Urgetten of vergetenen"
O'76:
"de Urjetten (Oriten) of vergetenen"
S'76:
"the Urgetten, or forgotten"
Ott:
"the ‘Oryetten’ (Oritae) or forgotten"
transliteration Ott [164/21]:
THA ORJETTEN JEFTHA VRJETNE
~ ~ ~ ~ ~ ~
Missing in the Gutenberg online version:
HET HANDSCHRIFT VAN THET OERA LINDA BOK
heeft al langen tijd vóór het jaar 1600 bestaan.
De pagineering van het Handschrift is daaraan in lateren tijd toegevoegd. De Handschriften uit den oudsten tijd waren ongepagineerd, en zelfs de oudste voortbrengselen van de drukpers (incunabelen), b.v. de eerste druk van het Oudfriesch Landrecht (Jus Municipale Frisonum), zoogenaamde Anjumer druk, 1466, heeft slechts een aanwijzing van de volgorde der drukvellen (signatuur) door middel van letters, maar geene paginatuur.
In de Latijnsche uitgave van Claudii Ptolemaei Geographia, door Bilibaldus Pirckheymerus, te Straatsburg 1525, folio, komt nog geene paginatuur voor;
zelfs nog niet in de Editie van Ausonii Opera te Bordeaux 1591, quarto.
De sijfers der pagineering komen ook niet overeen met de vormen, die in het H.S. zelf gebezigd zijn en afgebeeld op de tweede plaat. Zij hebben daarentegen den vorm, die tegen het einde der 16e eeuw in het schrijven daarvoor gebruikt is. Doch in hunne zamenstelling vertoonen zij een voor ons vreemd verschijnsel, dat namelijk de honderdtallen van de eenheden en tientallen gescheiden zijn door het woordje ànd of daarvoor een streepje. Even zoo als men sprekende zegt: honderd en een, zoo is hier ook geschreven. 100 ànd 1, 100-2, 100-3, enz. tot 100-99; en dan verder weer 200, 200 ànd 1, 200-2, 200-3, enz. tot 200 ànd 10, (dat de laatste pagina is.)
Die wijze van getallen schrijven ontmoet men ook hier en daar in het H.S. b.v.
100 ànd 1 jér;
an tha jéra 1000 ànd 5;
1600 ànd 2 jér;
sont 100 ànd 8 jér.
Deze bijzonderheid geeft ons eene aanwijzing van den tijd, wanneer die pagineering geschied is. Wij vinden namelijk die schrijfwijze ook in die Cronijck van Hollant, enz. tot Delft, 1591 (Divisie kronijk), b.v.: Als die werelt gestaen had ontrent iiiMiiC ende Lxxv jaer, ende was voor Christus geboorte ontrent MCC ende xxiii jaer.
In den jare ons Heeren vC ende Lxxxix.
In 't jaer viiC ende Lxxii. (700 en 72).
Anno viiiC ende xxvii. (800 en 27). enz. enz.
De Cronyke van Vrieslant, door Ockam Scharlensem, enz. (Andreas Cornelius Stavriensis) tot Leeuwarden, 1597, folio, schrijft gedurig:
Anno 300.96. Als men schreef 300.93. Anno 400.57. Anno 500.38. Anno 600.72. Anno 1000.8. Anno 1000 ende 15 enz.
In latere boeken vindt men deze omslagtige wijze van getallen op te teekenen niet meer. Doch men ziet, dat zij tegen het einde der 16e eeuw nog bekend en in gebruik was.
Hieruit kan men veilig besluiten, dat de paginatuur van het Handschrift ook van dat einde der 16e eeuw dagteekent.
Met andere woorden, reeds vóór het jaar 1600 bestond het Handschrift.
Doch uit die paginatuur leeren wij nog meer bijzonderheden, omtrent het Handschrift kennen.
De laatste bladzijde is niet gemerkt 200-10, op de wijze als de vorige; maar voluit 200 ànd 10. Dit bewijst, dat de man, die de bladen pagineerde, hier zijne taak geeindigd had, en dat deze bladzijde toen de laatste was van hetgene er destijds nog van het Handschrift aanwezig was, dewijl het slot van het Handschrift reeds vóór dien tijd was verloren geraakt.
Dit had niet kunnen geschieden, in dien niet het Hand-schrift reeds een geruimen tijd vroeger door het slijten en breken van de draden uit het omslag was gevallen en in losse katerns en bladen daar heen had gelegen.
De zorg om te voorkomen, dat die los liggende bladen in wanorde zouden geraken, heeft voorzeker den toenmaligen eigenaar er toegebracht, om ze van eene paginatuur te voorzien.
Deze loopt geregeld door tot bl. 168, vervolgt dan, p. 189 tot 192, en eindelijk van p. 195 tot 210. Wat hier tusschen ontbreekt, komt mij voor in lateren tijd verloren gegaan te zijn, zoodat thans de zeven eerste katerns nog compleet zijn, van het achtste slechts de beide laatste bladen p. 189—192, en van het negende katern de acht middelste bladen p. 125—210 overig zijn.
Het voornaamste besluit, dat hieruit volgt, is, dat het Handschrift, zoo lang het in zijn omslag was vast gehecht, nog ongepagineerd geweest is, en dat dus Hiddo oera Linda de pagina's niet genommerd heeft. Hij behoefde dat trouwens ook niet te doen, omdat hij zijn Handschrift zelf innaaijende wel wist, hoe de katerns op elkander volgden.
Had hij het Handschrift aan een binder gegeven, om het in te naaijen, dan had hij de katerns van eene volgletter of ander merk moeten voorzien. Doch dit heeft hij ook niet gedaan, en dit bevestigt wederom mijne elders reeds uitgesproken veronderstelling (Voorbericht bl. XII), dat Hiddo oera Linda eigenhandig het Handschrift in een omslag heeft ingenaaid.
Dr. J.G. OTTEMA.
08 March 2018
Haverschmidt had a Life
screenshot from Frisian TV documentary promoting the Haverschmidt theory |
This theory assumes that Haverschmidt, during his two years (1862-1864) as clergyman in Den Helder, became acquainted with Over de Linden, where the latter was shipyard supervisor of the Royal Navy. However, Over de Linden was not a churchgoer, was 23 years older than Haverschmidt, had just become widower and was about to remarry. Haverschmidt will have had to focus his attention on his new parish, the usual preparation of sermons and also was about to get married. Both men worked full time.
residences of Haverschmidt (Schiedam), Over de Linden (Den Helder) and Verwijs (Leeuwarden) |
After Haverschmidt moved to Schiedam in 1864, he became father and will again have had to get to know his parish. Besides all the research needed to be able to write the initial text of the OLB, he would have had to correspond with both Verwijs to get it translated and with Over de Linden to give it the old look. Those last two jobs must also have been very extensive - not something that can be done in a few Sunday afternoons!
Between 1867 and 1869, Over de Linden and Verwijs have corresponded about the manuscript aiming to get it translated into Dutch. Verwijs visited Den Helder to see the manuscript for himself. All of this would have been part of the conspiracy. All three kept it a secret, even after their deaths. Over de Linden would have lied to his children and grandchildren about it. The witnesses who confirmed to - long before it became well known - have heard about the manuscript (several), or even have seen it (one), must all have lied or been confused.
These three men had a career, a social life, a family. Assuming it would even be possible to create something like the Oera Linda-book and keep this a total secret, a team of highly motivated specialists would have to work on it for many years, like monks or hermits. The supposed suspects, however, had a life. Therefore, the Haverschmidt theory is not realistic.
1. Cornelis Over de Linden: (1811-1874) see genealogy
Over de Linden to Dr. Ottema, 16-11-1871:
"I don't have the slightest doubts that one day the truth will come float to the surface, but now that I have studied your translation, I figure that the laws described in it are very radical, and that when the theology it teaches would become that of the people again, all sorts of clergymen would have to find a new job. That is why I think they will oppose it as much as is in their power."
(Dat de waarheid boven drijven zal daar twijfel ik geenszins aan, maar nu dat ik uwe vertaling bestudeerd heb, meen ik dat de wetten welke daarin voorkomen zeer radicaal zijn, en dat als de godsdienst die er in geleerd wordt, weder die van het volk werd, de dominées en c.s. wel een ander baantje bij den hand mogten nemen. Daarom dunkt mij zullen zij het zoo veel tegenwerken als in hun vermogen is.)
2. Eelco Verwijs, born 17-7-1830 Deventer, died 28-3-1880 Arnhem, son of Adrianus Verwijs (1788-1844) and Trijntje Fockema (1797-1871);
married 21-1-1864 Franeker (living Leeuwarden/ Franeker);
Lamberdina Henriette Telting, born 1837 Franeker, dies 19-9-1920 Arnhem, daughter of Albertus Telting (1803-1863) and Anna Cornelia Henrietta Huguenin (1807-1885);
No children
Verwijs to Over de Linden, 13-10-1867:
"I received your mostly welcome postage [the first part of the original manuscript], which to me irrefutably proves the authenticity..."
(En daar ontvang ik uwe mij zoo hoogst welkome bezending (t.w. het eerste gedeelte van het origineele handschrift) waardoor mij de echtheid onwederleggelijk wordt [werd] bewezen...)
Idem, 19-10-1867:
"It certainly is a manuscript of one of your ancestors, copied many times [...] which absolutely deserves to be known."
('t Is zeker een meermalen overgeschreven handschrift van een Uwer voorvaders [...] dat alleszins verdiend gekend te worden.)
Note: In his 1863 publication "De namen der vrouw bij den Germaan" (Germanic words for 'woman'), Verwijs suggests that the name of the village Vronen was derived from 'vroon' meaning 'lord/master' (Dutch 'heer', p.14), while in OLB this is FOR.ÁNA (Dutch 'vooraan': in front). If he was really the translator, it should be possible to identify his 'signature' in the OLB. However, in the meticulous studies that tried to prove him guilty, such evidence was never found.
Note: Verwijs wrote 17-10-1867 to state officials about the manuscript containing "about 200 pages". Assuming it was fabricated, this must have been done before Verwijs wrote the officials, for if they would have demanded to immediately obtain or see it, he would have risked his reputation (or more).
3. François HaverSchmidt, born 14-2-1835 Leeuwarden, died 19-1-1894 Schiedam, son of Nicolaas Theodorus Johannes Haverschmidt (1801-1879) and Geeske Bekius (1803-1878);
married 6-8-1863 Utrecht
Jacoba Johanna Maria Osti, born 2-4-1841 Utrecht, died 14-6-1891 Schiedam, daughter of Nicolaas Clement Osti and Margaretha Christiana Klanek.
Children:
- Margaretha Christiana (Margot) Haverschmidt, born 13-8-1864, Schiedam, died 6-12-1944 Zeist, not married.
- (Nicolaas Theodorus Clemens, born 3-12-1866 and died 29-7-1868 Schiedam)
- François Haverschmidt, born 18-12-1869 Schiedam, died 10-9-1928 Utrecht; married 2-7-1896 Dordrecht Catharina Jacoba Johanna Verbroek, geb. 1876 Dordrecht